Poetshulp

Er was een mevrouw die elke dag spruitjes at en verder alles buiten de deur deed. Dat dacht ik tenminste want behalve de spruitjesgeur was er geen teken van leven in het huis.
Misschien was ik er te kort om zomergroenten te ruiken. Het was lastig een brandschoon huis te stoffen, zuigen en soppen en ik voelde me schuldig als ik de betaalde tijd niet vol kreeg. Ging dan maar schone keukenkastjes leeghalen en poetsen. Vanwege het bezwaarde gevoel nam ik ontslag.

Er was een gezin, twee volwassenen en twee kleine kinderen die elke dag met mooie, schone kleren naar het werk en kinderdagverblijf gingen. Al die kleren werden aan het eind van de week gewassen en waren dan weer mooi en schoon, maar nog niet gestreken. Het ergste -na de overhemden- waren de jurkjes met ruches. Op een dag van 32 graden werd ik inwendig zo boos op de ruches, dat het strijkijzer spontaan de geest gaf tijdens het strijken. Ik schreef een briefje waarop ik uitlegde waarom ik de strijk niet af had en dat ik in plaats daarvan de badkamer een grote beurt gegeven had.
Ik hoopte dat ik een paar weken niet zou kunnen strijken maar de week erna stond er een nieuw strijkijzer naast de mand met alweer diezelfde overhemden en jurkjes met ruches. Er zat een heel vriendelijk antwoordbriefje bij.

Er was een mevrouw die mantelzorger was, maar zelf ook niet heel veel kon vanwege haar gezondheid. Ze had elke week een klus maar wilde ook graag gezelschap tijdens het kammen van haar langharige katten, even iemand anders om tegenaan te praten. Ik poetste wat zij wilde en dronk daarna koffie met haar. Het huis waar zij woonde zou gesloopt worden, ze moest verhuizen. Haar stem zei dat ze best uitkeek naar die frisse nieuwe flat, terwijl haar ogen vol liefde door het oude huis heen de tuin in keken. Waar zij met haar man en katten heen ging weet ik niet. Het huis staat er jaren later nog steeds.

Er was een meneer van 86 jaar die in een groot appartement woonde en nooit had leren schoonmaken. Hij wandelde elke dag nog een paar uur door de stad, droeg mooie pakken en maakte zijn eigen eten. Maar het huis schoonmaken was een brug te ver. Zijn vrouw was overleden en hij was niet van plan haar vaardigheden nog aan te leren op zijn oude dag. De meneer vertelde mij elke week precies wat hij gedaan wilde hebben en als ik dat anders deed dan zijn vrouw, vertelde hij me welke manier hij prefereerde. Meestal die van zijn vrouw. Hij vond het fijn als ik in de koffiepauze even bij hem kwam zitten om mee te denken over zijn cryptogrammen. Toen ik hem eens zei dat ik zijn (manier van) leven bewonderde, zo vitaal nog en zo, antwoordde hij dat er echt geen bal aan is om zo oud te worden. Als een voor een alle mensen om je heen je vrouw en al je vrienden doodgaan en je daarmee heel je geschiedenis ziet verdwijnen, deze niet meer kunt delen met degenen die erbij waren.. Nee, voor hem hoefde het niet meer. Elke avond als hij naar bed ging dacht hij: ‘Laat mij maar voor altijd slapen.’
Het bed waar hij in sliep maakte ik elke week op met fris beddengoed. Ik hoop dat iemand dat is blijven doen tot hij niet meer wakker werd.

Er was een mevrouw die een of zelfs twee keer per dag met eten en schone was naar haar man ging, omdat die -zo zei zij- anders in zijn eigen vuil zou liggen in het verzorgingstehuis. Haar eigen huis er nog bij doen was teveel op haar leeftijd, de hele hut ging zo’n beetje elke week binnenstebuiten.
Het huis stond vol met snuisterijen uit een lang leven met vrienden, kinderen en kleinkinderen. Al die herinneringen moesten elke week afgestoft, letterlijk en figuurlijk. De mevrouw leek een zesde zintuig te hebben voor wat ik in mijn handen had, ook als ik buiten beeld was.
Als ik dacht iets te kunnen vergeten, bewust of onbewust, werd ik daar bijna zonder uitzondering elke keer op gewezen.
Als ik iets oversloeg, kreeg ik geen standje maar een verhaal. Was ik bijvoorbeeld in een slaapkamer, zij in de huiskamer. Stond ik voor een kast met vijftien beeldjes en had ik er al veertien opgetild en afgestoft teruggezet en wilde ik naar de volgende kast, kwam haar stem vanachter de deuren: ‘Zie je dat beeldje van dat jongetje met die strooien hoed?’ en dan volgde het verhaal over wanneer van wie ze dat beeldje waarom gekregen had. Intussen stond ik er al met een stofdoek over te aaien en bijna sorry te zeggen tegen dat jongetje met zijn strooien hoed.
Het werd een spelletje. Ik probeerde iets over te slaan en zij genoot ervan als ze me betrapte op mijn slordigheid.

Er was een echtpaar in een huis dat elke week van inhoud veranderde, afhankelijk van wie er over de vloer was geweest en wat de vrouw des huizes op rommelmarkten had opgesnord. Kinderen, kleinkinderen, vrienden, bij elk feestje en elke logeerpartij werd uitgebreid samen gekookt. De keuken was het hart van het huis en daar moest natuurlijk goed voor gezorgd worden. Bij het schoonmaken van de afzuigkap, bleek dat nooit eerder iemand op het idee gekomen was dat zo’n ding ook open kan en dat er nogal wat brandgevaarlijke vettigheid in kan zitten. Het kostte wel even moeite om duidelijk te maken dat ik écht dik een uur nodig had gehad om de afzuigkap schoon te maken. Misschien had het ook wel sneller gekund. Zo vaak deed ik zoiets nu ook weer niet.

Er was een gigantisch oud huis, met een kantoor en een grote serre eraan. Er was ook een harende hond die overal mocht komen. Het hele huis moest dus elke week van boven tot onder gedaan worden, nauwelijks haalbaar in de gegeven tijd. Er was een geweldige muziekinstallatie, luid zingend en bewegend op de maat was het toch te doen. De man in zijn kantoor vergat ik meestal min of meer tijdens het stofzuigen en dweilen. Toen ik er de laatste keer kwam, kreeg ik een CD van Janis Ian cadeau, dezelfde die ik altijd draaide. Ik had me niet gerealiseerd dat de man in zijn kantoor me al die tijd had horen meezingen.












Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *