De laatste donderdag van januari: de aftrap van de poëzieweek.
Nu had ik jullie natuurlijk graag een eigen gedicht laten lezen, maar dan had ik er wel een moeten schrijven. Voor zolang dat niet lukt: tijdens de poëzieweek een paar gedichten waarvan ik tijdens het lezen steeds dacht: ‘Wat prachtig. Kon ik dat ook maar zo mooi.’
Heb mij nodig. Kun mij niet missen.
Heb verdriet. Ik heb daar van alles tegen,
levensbeschouwing, aforismen, groter verdriet:
het is familie. Van geluk weet ik dat niet.
er is geluk waarmee je alleen
moet zijn. Het te grote.
Zo heb ik, toen jij geboren was, een dag
door bossen gelopen. En toen pas besloten
dat jij er misschien mee te maken had,
en je moeder, die ik kende van vroeger.
Er is keihard geluk, waarvoor je moet
achterlaten en hebben en twintig zijn
zoals in het Frans:twintig jaar hebben.
Heb mij niet nodig. Kun mij missen.
Pas later ben je ooit weer twaalf geweest.
Dan kun je ook rustig veertig worden.
Dan is geluk verdriet. Een naald die Schubert leest.
Kun mij dan missen maar doe het niet.
—————————
Herman De Koninck
uit: ‘De gedichten’, 2014.