De eerste afspraak in maanden, met iemand die ik niet eerder heb ontmoet. Een zakelijke afspraak, in de stad. De stad die ik al maanden niet heb bezocht.
De hernieuwde kennismaking tussen de stad en mij is voorzichtig: ik parkeer mijn auto zo ongeveer recht onder het terras waar het gesprek zal plaatsvinden. Een roltrap en twintig stappen later zit ik me op een terras aan de Maas aan de kant waar de tafeltjes het verst uit elkaar staan af te vragen of ik niet overdrijf.
Een hand wordt weifelend uitgestoken en als ik niet meteen reageer weer teruggetrokken. ‘Wel of niet een hand geven?’ ‘Doe maar liever niet.’ zeg ik.
Het is een prettig gesprek. Na afloop -want dat hebben we nu eenmaal afgesproken- ook geen handdruk. Pas op dat moment realiseer ik me dat een handdruk meer is dan een beleefde geste.
Een afronding, een bevestiging, een positief gebaar, de westerse manier van zeggen: ‘Dank je wel.’
Daar zal de komende tijd toch een alternatief voor bedacht moeten worden. Of niet: ik heb tegenwoordig standaard een flesje ontsmettende alcohol in mijn tas. Het flesje gebruiken, aanbieden en dan alsnog handen schudden? Of handen schudden en vervolgens ontsmetten?
Kunnen we daar aan wennen?
Of lijkt dat teveel op je mond of wang demonstratief afvegen als je door iemand gekust wordt?
Het gaat nog een hele tijd duren voor ‘het nieuwe normaal’ een beetje normaal zal aanvoelen..
(Foto: diva Nina. Volstrekt irrelevant en haar zal het allemaal worst wezen)