Poëzieweek #2


Op zoek naar een gedicht kwam ik een artikel tegen over influencers. Daarin wordt ook verteld dat er tegenwoordig nogal wat doden vallen door ‘selficide’: dood door ongelukken bij het maken van een selfie. Zoals een jonge vrouw die tussen een paar rotsen vast kwam te zitten en stierf door bevriezing. In het artikel worden dichtregels van Wislawa Szymborska aangehaald. Een gedicht over oorlog, ook heel mooi. Maar Szymborska schreef ook een gedicht over een steen. Lang voordat die jonge vrouw erdoor gevangen werd.

Gesprek met een steen

Wisława Szymborska

Vertaling: Gerard Rasch

Ik klop op de deur van een steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik wil bij jou naar binnen gaan,
overal bij je rondkijken, met jou mijn longen vullen.’

‘Ga weg,’ zegt de steen.
Ik ben hermetisch gesloten.
Zelfs aan stukken geslagen
zullen we hermetisch gesloten blijven.
Zelfs fijngewreven tot zand
zullen we niemand binnenlaten.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik kom uit louter nieuwsgierigheid
die alleen het leven kan bevredigen.
Ik heb me voorgenomen door je paleis te wandelen
en daarna nog blad en waterdruppel te bezoeken.
Ik heb voor die dingen niet veel tijd.
Mijn sterfelijkheid hoort je te ontroeren.’

‘Ik ben van steen,’ zegt de steen,
‘en moet noodzakelijkerwijs mijn ernst bewaren.
Ga hier weg.
Ik heb geen lachspieren.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik heb gehoord dat je binnen grote lege zalen hebt,
onbezichtigd en vruchteloos mooi,
verlaten en zonder echo van enige voetstap.
Geef toe dat je daar zelf niet veel van weet.’

‘Ja, grote en lege zalen,’ zegt de steen,
er is alleen geen plaats.
Mooi, wellicht, maar dat gaat de smaak van
jouw gebrekkige zintuigen te boven.
Je kunt me leren kennen, maar ervaren nooit.
Mijn hele oppervlak keer ik jou toe,
mijn hele binnenste wend ik van je af.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik zoek in jou geen toevlucht voor altijd.
Ik ben niet ongelukkig.
Ik heb zelf ook een huis.
Mijn wereld is een terugkeer waard.
Ik kom en ga met lege handen.
En als bewijs dat ik hier werkelijk was,
kan ik slechts beschikken over woorden die niemand zal geloven.’

‘Je komt er niet in,’ zegt de steen.
‘Je mist het zintuig van de deelname.
En er is niets wat dat vervangen kan.
Zelfs een tot alziendheid aangescherpte blik
baat je niets zonder het zintuig van de deelname.
Je komt er niet in, hebt er nauwelijks een idee van,
bezit nauwelijks zijn kiem, de verbeelding.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik kan niet tweeduizend eeuwen wachten
voor ik in jouw huis mag komen.’

‘Als je mij niet gelooft,’ zegt de steen,
‘vraag dan het blad, je zult hetzelfde horen.
Vraag het de waterdruppel, zijn antwoord luidt net zo.
Vraag het tenslotte een haar op je eigen hoofd.
Een lach zwelt in me aan, een reusachtige lach,
maar ik weet niet hoe ik hem moet lachen.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.’

‘Ik heb geen deur,’ zegt de steen.

Een gedachte over “Poëzieweek #2

  1. We krijgen wel weer een kentering… Wat zal de economie daar een deuk van oplopen. Wat zal het levensgeluk, van de soort waarvoor je niet op cursus hoeft, een boost krijgen!
    Prachtig gedicht.

Laat een antwoord achter aan Sylvia Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *