Interview Tamara Dees voor BBK Magazine

 Gepubliceerd in de editie van juni 2019

‘Het moet wel kloppen’ 

Tamara Dees woont en werkt sinds 2003 in Zeeuws Vlaanderen. Eerst in Koewacht en sinds een paar maanden in Axel. Het werk van Tamara, met zo op het eerste gezicht boten en de zee als Leitmotiv, is even poëtisch als rationeel.

BBK sprak met Dees over de drijfveren voor haar gelaagde en onderzoekende manier van werken. 

Wie de website van Tamara Dees bezoekt, wordt als Alice in Wonderland meegenomen van de ene naar de andere verrassing. Het maken van autonoom werk gaat vaak over heel veel proberen, inspringen op wat zich voordoet en vooral: keuzes maken. Vooral in dat laatste zit de rationele kracht van het werk: geen keuze is lichtzinnig gemaakt. Als Dees over het ontstaan van een werk vertelt, doet zij dit met een enorme precisie, geen doorlopen stap wordt overgeslagen.

Laten we beginnen met ‘de boten’. Vanwaar die fascinatie voor schepen? 

Dees: “Op de academie was ik al ‘die van die bootjes’. Ik kon daar heel opstandig van worden, vooral omdat mijn werk helemaal niet over ‘bootjes’ gaat. Ja, water, zee en boten spelen een grote rol in mijn werk, maar het gaat niet om de boten zelf. Mijn werk gaat over hoe klein we zijn in een grote wereld, over verlangen naar plekken of mensen die er niet zijn, over jezelf kunnen zijn of juist niet..  Ik heb zelf op een schip gewerkt. Een deel van mijn familie woont in Engeland, mijn opa was scheepsbouwer. De reden dat ik gekozen heb voor boten en water als beeldende metafoor, is dat mijn persoonlijke achtergrond er zo mee is verweven. De boten geven mij vanwege hun vertrouwdheid een bruikbare taal om mee te werken. Met de boten als drager, zoek ik naar identiteit: wie ben ik en waarom ben ik zo? Hoe verhoud ik mij tot de wereld en vice versa?”

Op de website van De Vleeshal (Center for contemporary art, Middelburg) zag ik dat je samengewerkt hebt met een scheepsbouwer. Is dat je opa?

‘Nee, mijn opa overleed in 2005, maar zijn werk heeft me wel geïnspireerd tot de film die ik over Frans Dooms maakte. In 2008 las ik een artikel over Frans Dooms. Hij is in het bezit van alle bouwtekeningen van de schepen die gebouwd zijn door de TSM-scheepswerf. Nu hij met pensioen is, bouwt hij alle schepen op schaal. Ik mocht hem vijf maanden filmen tijdens zijn werk aan de schaalmodellen. Daarbij heb ik me geconcentreerd op zijn handen. Die grote handen, gemaakt voor het grote scheepsbouwwerk, friemelend aan ieniemienie onderdeeltjes van de miniaturen gaven een prachtig beeld. Deze beelden heb ik gecombineerd met archiefbeelden uit de jaren 70, toen de werf nog in gebruik was. Op die beelden zie je mannen werken aan reusachtige schepen die op het dok liggen: de mannen worden in verhouding piepkleine poppetjes. Pas in de eindmontage van de film zag ik hoe vervreemdend het effect was van de nietige mensen bij de grote schepen, in combinatie met die grote handen die aan dezelfde boten in het klein werken.’

Is deze film nog ergens te zien?

‘Nee, ik weet nog niet of dat gaat gebeuren. Tijdens de laatste draaidagen in 2010 was ik door omstandigheden gedwongen het proces even te laten liggen. Jaren later, in 2016, werd ik gevraagd een bijdrage te leveren aan ‘So You Don’t Get Lost in the Neighborhood’, een project waarbij een kunstenaar een wandeling met verhaal organiseert voor een breed publiek. Dat vond ik een mooie gelegenheid om de film af te maken en te tonen, ik had nu emotioneel genoeg afstand van de omstandigheden in 2010. Maar tot nu toe nog niet genoeg om de film bijvoorbeeld op internet te zetten. Misschien komt het er nog eens van.’ 

Naar aanleiding van onderzoek naar de maat van ‘’De grote golf van Kaganawa’ van Hokusai, ontdekte Dees dat de maat ‘oban’, gebruikt bij Japanse drukkunst, een groot aantal variabelen heeft, ergens tussen A3 en A4. Dit leverde wel even problemen op want welke maat is nu de échte maat? Welke afdruk van De Grote Golf heeft de maat die Hukosai bedoelde? In het Metropolitan in New York, hangt een andere maat van het werk dan in het British museum in London. De verschillen zijn voor veel mensen verwaarloosbaar, maar Dees wilde bepalen hoe groot de bootjes en de golf in werkelijkheid geweest waren, om deze op ware grootte te gebruiken in een installatie. Het uiteindelijke resultaat kwam tot stand tijdens een werkperiode van zes weken in het gastatelier van Kipvis in Vlissingen:

‘Ik kreeg zes weken de beschikking over een ruimte zo groot als een gymzaal. Zat ik daar aan mijn kleine tafeltje, met een groeiende verzameling van ‘oban’ maten. Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als ik het werk zou opblazen tot de volledige grootte. Hoe zou het voelen om midden in deze golf te zitten? Wat was de essentie van deze dramatische afbeelding? Om de werkelijke maat van de golf van Kaganawa te vinden, heb ik de mannetjes in de boten als maatstaf gebruikt. Op basis daarvan kwam ik op een golf van dertien, veertien meter hoog.  Ik heb de prent in photoshop gezet en ben alles behalve de bootjes uit gaan gummen, zodat ik goed kon zien hoe ze precies op het water lagen. Vervolgens heb ik in de haven van Vlissingen drie polyester bootjes opgehaald, rijp voor de sloop en vies. Deze heb ik een leemkleur gegeven en exact in dezelfde hoek opgehangen als de hoek waarin ze door de prent varen. Door het lopen tussen de bootjes door, voel je hoe steil de golf was.’ 

In 2017 werd je uitgenodigd voor een tentoonstelling in Aardenburg, met dit werk. De bootjes in Aardenburg zijn kleiner en van hout gemaakt, wat is de reden dat je niet dezelfde bootjes gebruikt hebt?

‘Ik kreeg een kerkje toegewezen, dat ongeveer de helft kleiner was dan de werkplek die ik bij KipVis had. Het originele werk paste domweg niet. In nauw overleg met de dominee -het kerkje is nog volop in gebruik- werden nieuwe bootjes gemaakt, de helft kleiner. Deze werden zo nauwkeurig mogelijk in de kerk, gewoon boven de banken waar de diensten gehouden worden, opgehangen. Ik heb één concessie moeten doen: een bootje hing iets teveel naar links omdat anders de dominee het contact met de kerkgangers zou verliezen. De kerkdiensten gingen tijdens de expositie gewoon verder: er is zelfs een huwelijk gesloten onder de boten. De dominee gebruikte de bootjes ook als aanleiding voor gesprekken, citeerde bijbelverhalen waar boten in voorkomen.

Het was heel bijzonder om mee te maken hoe twee werelden die normaliter zo ver uit elkaar liggen, op deze manier toch een verbinding met elkaar aangingen. 

In de serie ‘Momentum’, zijn geen boten te zien. Aan een muur hangt een verzameling ouderwetse ovalen lijstjes, met bol glas. Achter het glas is de ondergrond zwart geverfd. Wat is de link tussen je gebruikelijke werk en deze verzameling?

‘Momentum 2015’ hoort in de serie ‘Oban’. Tijdens het maken van een presentatie over mijn onderzoek naar de maat ‘Oban’, was er een tsunami in Japan, in maart 2011. Ik zag de beelden van de mensen die getroffen waren en ik wilde niet profiteren van andermans leed: kon ik het wel maken om juist nu een mooie tentoonstelling neer te zetten met zo’n golf als hoofdbeeld? 

Ik bewaarde een serie krantenfoto’s, foto’s van de golf op het moment dat die het land raakt. De spetters tegen de kade omhoog, de scheidslijn tussen niets aan de hand en heel erg foute boel.. Dat beeld bleef me bij. Ik heb van dat beeld tekeningen gemaakt, de spetters vereenvoudigd en vertaald naar ware grootte: ik overwoog er een muurschildering van te maken. Maar ik ben geen schilder. Daar kwamen de lijstjes om de hoek: die had ik verzameld zonder te weten wat ik er mee zou doen. De bolle glaasjes konden perfect dienen als verwijzing naar druppels. In eerste instantie plaatste ik gewone spiegels achter het glas maar dat gaf niet het beeld dat ik zocht. Met de zwarte achtergrond werd het beeld sterker, daarnaast is het een verwijzing naar landschapsschilders die zwarte spiegels gebruikten om meer contrast in wolken te krijgen, zodat ze die beter konden schilderen. 

Je werk varieert van postkaartformaat tot metersgrote ruimtevullende installaties, zoals de bootjes die je in een kerk in Aardenburg ophing. En niet alleen in formaat maar ook in materiaalkeuze blijft je werk verrassend; hoe kom je bijvoorbeeld op het idee om JigSaw-puzzels als materiaal te gebruiken? Eerst die puzzels leggen en er dan minutieus delen vanaf pellen: dat ziet eruit als monnikenwerk.

‘Haha, ja. Ik vraag me wel eens af waarom ik zo’n zwak heb voor gekmakende activiteiten. Ik hoúd niet eens van puzzelen! Gelukkig heeft een tante me een tijd geholpen bij het leggen van de puzzels, voor ik ermee aan de slag ging. Zij is inmiddels afgehaakt: ‘’Doe nu maar even niet meer, ik ben al die zee, blauwe luchten en witte zeilen nu wel beu.’. Ik test graag mijn grenzen, ook fysiek. Ik maak graag dingen die eigenlijk te groot zijn, die ik niet kan tillen. En dan doe ik het toch. Zoals Pippi Langkous: alles wat ik bedenk moet ik kunnen maken.

Het valt me op dat elke stap in je werk heel doordacht is, terwijl je tegelijkertijd heel intuïtief het moment volgt en reageert op wat zich voordoet. Met deze manier van werken behoudt je werk de poëzie, terwijl het tegelijkertijd een stevige rationele basis heeft. Kun je je vinden in deze duiding?

‘Ja. Ik vertrek vanuit mijn gevoel, maar het resultaat moet wel kloppen.’ 

 www.tamaradees.nl 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *