Alleenzaamheid

Vandaag gebruikte ik het woord ‘alleenzaamheid’ weer eens in een tekst. Ik verzon het jaren geleden en vergeet steeds weer dat het geen bestaand woord is. Een vriendin las het en vertelde me hoe mooi ze het vond. Dat heeft eerder niemand gezegd.

Misschien zijn mensen nu anders alleen of eenzaam dan een maand geleden en moet daar een nieuw woord voor bedacht worden. Het woord ‘huidhonger’ wordt tegenwoordig weer meer gebruikt, maar dat bestond al.

Er zijn ook mensen die het juist geweldig vinden dat -bijvoorbeeld- hun stad leeg is. Die voelen misschien juichstilte.

Weet jij nog een mooi (nieuw of bestaand) woord voor de ervaring waar we nu met z’n allen in zitten?



Deftige dame

De buurtsuper, een doordeweekse dag. De meeste mensen doen allang de moeite niet meer er representatief uit te zien en komen doelgericht en snel halen wat ze nodig hebben.
De mevrouw voor mij heeft zwarte lakleren stilettohakken aan. De schoenen hebben een vrij korte neus. Ik zie nog net de bilspleetjes van haar tenen.

Dat ik bij haar voeten begin, komt doordat ik goed let op de stopstrepen op de vloer. In de schoenen steken dus blote voeten, met slanke enkels en goedgevormde kuiten. Ooit zijn dit hartbrekend mooie benen geweest, dat zie je zo ondanks de perkamenten huid die er nu op rust. Ergens halverwege die kuiten, net een beetje hoger, begint een hippe jas. Daaronder een deftige jurk waar een hals uit piept die een respectabele leeftijd verraadt. De dame lijkt er niet onder te lijden: een kostbare ketting schittert onder haar kin. Daarboven een zorgvuldig opgemaakt gezicht met rimpelige wangen en opvallend rimpelloze, heldere ogen. Die ogen lijken niet bij de wangen en hals te horen. Tot slot, helemaal bovenop, een duur  geverfd en overduidelijk kersvers geknipt, geverfd, gekrulborsteld en geföhnd kapsel. Dat kon ook niet anders. Alleen.. de kappers zijn toch gesloten?

De mevrouw betaalt cash en praat daarbij honderduit. Zij laat zich niets gelegen liggen aan al dat gedoe, zegt ze tegen de caissière die strak doorwerkt. Ze vertelt over hoe vergeetachtig ze is, over haar zieke buurvrouw en over het weer. Ze vindt overal wat van. Ze telt haar muntjes en nog eens. De caissière doet hetzelfde: het klopt niet en er wordt nog wat contant geld neergelegd. De nagels van de mevrouw zijn roodgelakt en allemaal precies even lang. De rij achter haar groeit anderhalve meter per klant, er wordt een oproep gedaan: ‘Erkan: kassa bij alsjeblieft.. Erkan: kassa bij alsjeblieft.’ 

De mevrouw vertelt dat ze haar rijbewijs nog maar pas heeft. De caissière vertrekt geen spier en schuift met haar blauwe handschoenhanden het geld in de lade. De mevrouw neemt uitgebreid de tijd om haar boodschappen in haar tas te doen en blijft daarbij al kletsend pontificaal bij de kassa staan. Iedereen wacht geduldig. 
De rij groeit niet meer, de tweede kassa is open. 

Als ik bij mijn auto kom staat de mevrouw naast haar auto, toevallig naast de mijne. Ze is weer iets vergeten zegt ze uit het niets tegen mij, wat ze vergeten is vertelt ze niet. 
Ik kan me niet beheersen: ‘Heeft u echt nog maar pas uw rijbewijs?’ 
‘Jazeker!’ zegt ze alsof het een verzetsdaad betreft. ‘Ik was 51 toen ik mijn rijbewijs haalde.’ 
Ik ben even van mijn stuk want het lijkt me toch een tijdje geleden dat ze 51 was. 

Voor ik impulsief naar haar leeftijd kan vragen komt de rest: ‘Maar ik reed al tien jaar auto hoor! Mijn ouders woonden in Sittard en daar ging ik twee keer per week heen. Ik pakte dan de auto van mijn man, die wist daar niks van natuurlijk. Ik werd een keer aangehouden door de politie, ze wilden me in zo’n fuik sturen, een alcoholcontrole. Ik heb het raampje naar beneden gedraaid en gevraagd of ze dat serieus meenden, om mij zo op te houden? De agent liet mij doorrijden, haha! Als hij naar mijn rijbewijs had gevraagd, had ik natuurlijk wel een probleem gehad. Toen ben ik maar rijlessen gaan nemen. Ik heb mijn rijbewijs in een keer gehaald!’
‘Ja dat zal wel, ervaring genoeg..’, zeg ik.
‘Nou nee hoor, die instructeur heeft nog heel wat moeite gehad om mij alle slechte gewoontes die ik mezelf had aangeleerd, weer af te leren!’ 

Ik weet niet meer wat ik kan zeggen, wens de dame een fijne dag en stap in mijn auto. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik nog hoe ze verder praat tegen de volgende persoon die uit de winkel komt. 

Ik zou…

… zoveel kunnen doen maar de forsythia is zo prachtig knalgeel tegen de blauwe lucht.
Soms speelt er een vogeltje tussen de takken, of loopt er iemand achterlangs.
Ik heb een sinaasappel gegeten.
Een van de oma’s en de overbuurvrouw gebeld.
Mijn telefoon aan de oplader gelegd.
Wat gaat die snel leeg deze dagen.
Er fietst een mevrouw voorbij.
Misschien moet ik geraniums op de vensterbank zetten.

Poetshulp

Er was een mevrouw die elke dag spruitjes at en verder alles buiten de deur deed. Dat dacht ik tenminste want behalve de spruitjesgeur was er geen teken van leven in het huis.
Misschien was ik er te kort om zomergroenten te ruiken. Het was lastig een brandschoon huis te stoffen, zuigen en soppen en ik voelde me schuldig als ik de betaalde tijd niet vol kreeg. Ging dan maar schone keukenkastjes leeghalen en poetsen. Vanwege het bezwaarde gevoel nam ik ontslag.

Er was een gezin, twee volwassenen en twee kleine kinderen die elke dag met mooie, schone kleren naar het werk en kinderdagverblijf gingen. Al die kleren werden aan het eind van de week gewassen en waren dan weer mooi en schoon, maar nog niet gestreken. Het ergste -na de overhemden- waren de jurkjes met ruches. Op een dag van 32 graden werd ik inwendig zo boos op de ruches, dat het strijkijzer spontaan de geest gaf tijdens het strijken. Ik schreef een briefje waarop ik uitlegde waarom ik de strijk niet af had en dat ik in plaats daarvan de badkamer een grote beurt gegeven had.
Ik hoopte dat ik een paar weken niet zou kunnen strijken maar de week erna stond er een nieuw strijkijzer naast de mand met alweer diezelfde overhemden en jurkjes met ruches. Er zat een heel vriendelijk antwoordbriefje bij.

Er was een mevrouw die mantelzorger was, maar zelf ook niet heel veel kon vanwege haar gezondheid. Ze had elke week een klus maar wilde ook graag gezelschap tijdens het kammen van haar langharige katten, even iemand anders om tegenaan te praten. Ik poetste wat zij wilde en dronk daarna koffie met haar. Het huis waar zij woonde zou gesloopt worden, ze moest verhuizen. Haar stem zei dat ze best uitkeek naar die frisse nieuwe flat, terwijl haar ogen vol liefde door het oude huis heen de tuin in keken. Waar zij met haar man en katten heen ging weet ik niet. Het huis staat er jaren later nog steeds.

Er was een meneer van 86 jaar die in een groot appartement woonde en nooit had leren schoonmaken. Hij wandelde elke dag nog een paar uur door de stad, droeg mooie pakken en maakte zijn eigen eten. Maar het huis schoonmaken was een brug te ver. Zijn vrouw was overleden en hij was niet van plan haar vaardigheden nog aan te leren op zijn oude dag. De meneer vertelde mij elke week precies wat hij gedaan wilde hebben en als ik dat anders deed dan zijn vrouw, vertelde hij me welke manier hij prefereerde. Meestal die van zijn vrouw. Hij vond het fijn als ik in de koffiepauze even bij hem kwam zitten om mee te denken over zijn cryptogrammen. Toen ik hem eens zei dat ik zijn (manier van) leven bewonderde, zo vitaal nog en zo, antwoordde hij dat er echt geen bal aan is om zo oud te worden. Als een voor een alle mensen om je heen je vrouw en al je vrienden doodgaan en je daarmee heel je geschiedenis ziet verdwijnen, deze niet meer kunt delen met degenen die erbij waren.. Nee, voor hem hoefde het niet meer. Elke avond als hij naar bed ging dacht hij: ‘Laat mij maar voor altijd slapen.’
Het bed waar hij in sliep maakte ik elke week op met fris beddengoed. Ik hoop dat iemand dat is blijven doen tot hij niet meer wakker werd.

Er was een mevrouw die een of zelfs twee keer per dag met eten en schone was naar haar man ging, omdat die -zo zei zij- anders in zijn eigen vuil zou liggen in het verzorgingstehuis. Haar eigen huis er nog bij doen was teveel op haar leeftijd, de hele hut ging zo’n beetje elke week binnenstebuiten.
Het huis stond vol met snuisterijen uit een lang leven met vrienden, kinderen en kleinkinderen. Al die herinneringen moesten elke week afgestoft, letterlijk en figuurlijk. De mevrouw leek een zesde zintuig te hebben voor wat ik in mijn handen had, ook als ik buiten beeld was.
Als ik dacht iets te kunnen vergeten, bewust of onbewust, werd ik daar bijna zonder uitzondering elke keer op gewezen.
Als ik iets oversloeg, kreeg ik geen standje maar een verhaal. Was ik bijvoorbeeld in een slaapkamer, zij in de huiskamer. Stond ik voor een kast met vijftien beeldjes en had ik er al veertien opgetild en afgestoft teruggezet en wilde ik naar de volgende kast, kwam haar stem vanachter de deuren: ‘Zie je dat beeldje van dat jongetje met die strooien hoed?’ en dan volgde het verhaal over wanneer van wie ze dat beeldje waarom gekregen had. Intussen stond ik er al met een stofdoek over te aaien en bijna sorry te zeggen tegen dat jongetje met zijn strooien hoed.
Het werd een spelletje. Ik probeerde iets over te slaan en zij genoot ervan als ze me betrapte op mijn slordigheid.

Er was een echtpaar in een huis dat elke week van inhoud veranderde, afhankelijk van wie er over de vloer was geweest en wat de vrouw des huizes op rommelmarkten had opgesnord. Kinderen, kleinkinderen, vrienden, bij elk feestje en elke logeerpartij werd uitgebreid samen gekookt. De keuken was het hart van het huis en daar moest natuurlijk goed voor gezorgd worden. Bij het schoonmaken van de afzuigkap, bleek dat nooit eerder iemand op het idee gekomen was dat zo’n ding ook open kan en dat er nogal wat brandgevaarlijke vettigheid in kan zitten. Het kostte wel even moeite om duidelijk te maken dat ik écht dik een uur nodig had gehad om de afzuigkap schoon te maken. Misschien had het ook wel sneller gekund. Zo vaak deed ik zoiets nu ook weer niet.

Er was een gigantisch oud huis, met een kantoor en een grote serre eraan. Er was ook een harende hond die overal mocht komen. Het hele huis moest dus elke week van boven tot onder gedaan worden, nauwelijks haalbaar in de gegeven tijd. Er was een geweldige muziekinstallatie, luid zingend en bewegend op de maat was het toch te doen. De man in zijn kantoor vergat ik meestal min of meer tijdens het stofzuigen en dweilen. Toen ik er de laatste keer kwam, kreeg ik een CD van Janis Ian cadeau, dezelfde die ik altijd draaide. Ik had me niet gerealiseerd dat de man in zijn kantoor me al die tijd had horen meezingen.












Carnaval

Meneer van Rossum is een gezegend mens. Hij mag kennelijk het hele jaar doen waar hij zin in heeft.

Nu weet ik niet hoe het met anderen zit, maar zelf houd ik me het hele jaar door toch vaak aan allerlei geschreven en ongeschreven regels. En tijdens carnaval ben ik niet plots een dikke man en roep ik ook geen ‘Alaaf’ en hell.. Ik doe niet eens dingen die eigenlijk niet mogen.
Nouja, dat wil zeggen: in Maastricht is het sinds een paar jaar verboden om staand bier te drinken op straat. Dat verbod lapt iedereen op de valreep van de vastentijd natuurlijk aan zijn laars. Of rare hoed.
Het verbod op staand drinken lijkt overigens onhoudbaar.

Meneer van Rossum is een gezegend mens: hij heeft kennelijk nooit vastgezeten in een callcenter, bij een distributiecentrum of achter de kassa van een supermarkt. Onderdrukking komt in vele vormen, meneer van Rossum. Er zijn veel redenen om drie dagen per jaar ’te doen waar je zin in hebt’, al betekent dat vaak niet meer dan even in een andere rol te kruipen (en die vergeten zodra je een bekende treft die je graag ziet) en een dansje te doen midden op straat. Ja, vaak met een biertje in de ene, en een tamboerijn in de andere hand. Oh ja en liedjes zingen. Doe dat maar eens luidkeels op een doordeweekse dag in de moderne grote stad.

Als carnaval karakteristiek is voor achterlijke samenlevingen, hoop ik dat Holland het zuiden van Nederland nog heel lang achterlijk blijft vinden.
Maar ik vrees het ergste. Dit jaar waren alle supermarkten in Maastricht gewoon open zoals alle andere dagen van het jaar. Ooit was het zuiden tijdens carnaval een paar dagen volstrekt van de radar.
Tot voor kort mocht iedereen met een zelfgebouwde kar overal komen. Oppas was niet te vinden dus de kinderen lagen lekker in de tiny houses te slapen en werden door hun ouders naar huis getrokken als die het ook wel welletjes vonden. Vriendengroepen maakten rondom een eigen thema een kar met bijbehorende muziek. Doel? Zelf feesten en anderen mee laten genieten. Want ook dat is carnaval in Maastricht: elke tien meter een ander feestje waar iedereen die zich aangesproken voelt, bij aan mag sluiten.

Een paar jaar geleden werden de karren in veel straten in de binnenstad verboden. Veel mensen hebben daardoor geen zin meer om hun eigen fantasie te knutselen.
Carnaval verandert, langzaam maar zeker. Zoals alles, zo gaat dat in moderne samenlevingen.

Dus meneer van Rossum: geen zorgen. Uw idee wint het heus wel op den duur. Dat vind ik verschrikkelijk jammer, ook voor u want ik had u dat achterlijk saamhorige gevoel ook graag gegund.

The show must go on

Ergens begin jaren negentig: ik zoek werk en loop een uitzendbureau binnen. Een half uur later sta ik weer buiten, met een baan op zak die ik nooit zelf verzonnen zou hebben, maar die me tof lijkt. Inspeciënt. In normaal Nederlands: theatertechnicus. Het werd inderdaad een van de tofste banen van mijn leven, om allerlei redenen. Ik zag voorstellingen die ik normaliter nooit bezocht zou hebben, ik leerde mensen kennen die ik anders alleen van TV zou kennen en daarnaast -veel belangrijker- een paar mensen die inmiddels allang ongeveer familie zijn.

En er waren fijne collega’s. Mijn verstandhouding met Maastricht was -en is- soms wat lastig. Ik had -en heb- soms enorm moeite met de Maastrichtse manier van omgaan met elkaar: vaak indirect, meestal vriendelijk maar intussen, als je buiten gehoorsafstand bent.. Ik wist me daar, zeker toen ik begin twintig was, soms geen raad mee. Ik sprak er eens uitgebreid over met een van de collega’s in het theater. Hij was een rasmaastrichtenaar en nam de tijd om mijn oprecht wanhopige vraag te beantwoorden: ‘Waarom zijn Maastrichtenaren niet gewoon wat eerlijker over wat ze werkelijk denken?’ De manier waarop hij uitlegde dat die Hollandse directheid misschien ook domweg verdomd (hij zei het netter) bot en onbeleefd was, is me altijd bijgebleven.

Zijn rustige uitleg heeft me in de jaren die volgden vaker geholpen dan hij kon weten. Daarnaast heeft hij me samen met andere collega’s die de ervaring hadden die ik miste, heel geduldig behoorlijk wat geleerd over lichttechniek en decorbouw. Ik wist van toeten noch blazen toen ik in het theater terechtkwam. De enige reden dat het uitzendbureau mij aannam, was dat ik een vrouw was. Diversiteit was ook toen al een ding.

Ongeveer dertig jaar later loop ik het theater weer in, nu als docent. Ik praat even met de man die ervoor zorgt dat ik mijn werk (een rondleiding) probleemloos en goed verzorgd kan doen. Dat ik hier ooit theatertechnicus was zeg ik en we wisselen wat namen uit. Roccy, zeg ik ook.

‘Roccy is overleden’

Heel even bevriest alles. Hoe kan dat nou? Roccy is jonger dan ik en ik herinner me hem als een boom van een gezonde kerel en.. WTF?

Roccy was al langer ziek, blijkt. De rest van de dag en avond, vol afspraken en met een beetje autopech, reis ik in gedachten naar ergens eerste helft jaren negentig. Warme herinneringen aan een zachtaardig, zorgzaam en geduldig vakmens.

Dank je wel, Roccy. Dank voor hoe je me leerde milder te zijn over ‘De Maastrichtenaar’ en wegwijs maakte in het theatervak.

Rust zacht.

West Side Story

Vanavond in De Brandweer, georganiseerd door Marres en ingeleid door Valentijn Byvanck: West Side Story. Gekozen vanwege de muziek van Leonard Bernstein en de choreografie. En gaandeweg viel op dat ondanks de jaren 60 cheesyness en de anno nu niet meer verantwoord gekozen cast, het verhaal nog niet zo heel erg achterhaald is.
Nog steeds vechten groepen mensen elkaar het kot uit op basis van afkomst en achtergrond.
Nog steeds laat de liefde zich niet in pasklare hokjes duwen en wordt daar soms nogal heftig op gereageerd.
En nog steeds lopen de tranen me over de wangen bij de sterfscène van Tony. Thanks, Marres en Valentijn!