Destroy my face vernietigt vooral de dialoog.

Okee. 

Er is een fototentoonstelling onder de noemer ‘“the best of times, the worst of times”.

Er zijn heel veel mensen die het meer dan zat zijn dat er niet serieus en vanuit gelijkwaardigheid naar hen geluisterd wordt.
Er is een tegenbeweging die bang is dat verworven privileges gevaar lopen.
Er is een beweging die het begrip ‘cancel culture’ opnieuw introduceert.
Er zijn heel veel mensen die vinden dat je van kunst af moet blijven. 
Er zijn ook heel veel mensen die nog steeds of steeds meer moeite hebben met conceptuele kunst

En er is een marketingmeneer met -tig jaar ervaring in de reclame, iemand wiens dagelijks brood verdiend wordt met het signaleren van trends en het inspelen op tijdgeest en emoties. 

Die meneer wordt gepresenteerd als fotograaf. Hij verzint een verhaal bij een verder niet heel interessant werk. Ik vermoed dat het verhaal er eerder was dan het werk. Het enige interessante aan dat werk is de manier waarop hij het presenteert: skaters die verder nergens iets mee te maken hebben worden ingezet als figuranten en medeplichtig gemaakt aan het verminken van afbeeldingen van gezichten. Gezichten die helemaal niet bij bestaande mensen horen: alle foto’s zijn met de computer en een algoritme samengesteld uit een verzameling foto’s van internet. De maker houdt bij hoog en laag vol dat het helemaal niet de bedoeling was dat de gezichten er als vrouwelijk uit zouden zien: hij heeft wel degelijk ook mannelijke voorbeelden in zijn computerberekeningen gestopt. 

Dat zal misschien best. De vraag zou dan ook kunnen zijn: waarom blijven er dan toch voornamelijk vrouwelijk ogende gezichten over? Wat bepaalt of een gezicht als vrouwelijk of mannelijk bestempeld wordt? Waarom zijn het vooral vrouwen die aan zichzelf laten sleutelen en is dat erg? Waarom wel of niet?

De meneer houdt ook bij hoog en bij laag vol dat hij niet had voorzien dat het werk op deze manier zoveel ophef zou veroorzaken. 
Dat vind ik moeilijk te geloven. 

En eigenlijk was het werk ook alle ophef niet waard. Lieve mensen die er zo boos over werden: had even verder gekeken. Een meneer die al bijna zijn halve leven heeft besteed aan het inspelen op allerlei emoties en trends, weet heus wat hij doet en wat het effect kan zijn. 
Dat hij zijn kans schoon zag om een hoop ophef te veroorzaken is hem nauwelijks aan te rekenen: opportunisme is zijn werk. Dat is in dit geval bijzonder geslaagd, met dank aan iedereen die er moord en brand over schreeuwde. Het is alleen jammer dat de ophef een heel andere discussie opriep dan degene die volgens het persbericht bedoeld was.

Voor het bereiken van acceptatie, gelijkwaardigheid en wat al dies meer zij was het beter geweest als niemand met een woord over dit werk had gerept. Althans: niet op deze monddodende manier.
Als de enige boycot die van de skaters geweest was: ‘Nah nee. Dit materiaal rolt niet zo lekker.’ 

Zomergast I.L.P.

Ik post dit vooral om Hard//hoofd te promoten. Elke keer weer artikelen waar ik instemmend bij zit te knikken omdat ik te lui of te druk of afgeleid of wat dan ook was om zelf iets te schrijven. Nou ja. Ook omdat ik niet zou weten waarom ik nog recensies zou schrijven als zoveel andere mensen dat al heel goed doen. Bovendien bestaat ZwartGoud niet meer en ben ik te lui/laf/druk/afgeleid om een nieuw platform te zoeken. Wat maakt het ook allemaal uit. Er is genoeg te lezen.

Ilja L. Pfeijffer bij Zomergasten: recensie van Hard//hoofd.

Invalidenparkeerplaats

Op de persoonlijke invalidenparkeerplaats staat een auto met een heel ander kenteken dan die op het bordje.
Het regent dat het giet.
Een motoragent stopt een briefje onder de ruitenwisser en loopt terug naar zijn motor op de stoep aan de overkant. Hij doet zijn helm af: hipsterbaard en halflang haar. Haar en baard zijn allebei al aardig grijs. Een kwartiertje staat de agent naast zijn motor, hij tikt op zijn telefoon. Zet zijn helm op, rijdt weg.

De auto staat er nog, met een nat briefje onder de ruitenwisser.
De eigenaars van de auto komen terug, een man en vrouw van bijna middelbare leeftijd. De bon wordt onder de ruitenwisser vandaan gehaald. Een overbuurvrouw roept vanaf haar balkon: ‘Dat had je echt kunnen zien, kijk op dat bord dan, het staat er toch duidelijk!’ Het echtpaar reageert niet, stapt in de auto. 
De man zit achter het stuur, met zijn handen voor zijn gezicht. Zijn schouders schokken.

Ik draai mijn hoofd weg en werk verder aan het plafond van de huiskamer. 

Aangenaam

De eerste afspraak in maanden, met iemand die ik niet eerder heb ontmoet. Een zakelijke afspraak, in de stad. De stad die ik al maanden niet heb bezocht.
De hernieuwde kennismaking tussen de stad en mij is voorzichtig: ik parkeer mijn auto zo ongeveer recht onder het terras waar het gesprek zal plaatsvinden. Een roltrap en twintig stappen later zit ik me op een terras aan de Maas aan de kant waar de tafeltjes het verst uit elkaar staan af te vragen of ik niet overdrijf.

Een hand wordt weifelend uitgestoken en als ik niet meteen reageer weer teruggetrokken. ‘Wel of niet een hand geven?’ ‘Doe maar liever niet.’ zeg ik.

Het is een prettig gesprek. Na afloop -want dat hebben we nu eenmaal afgesproken- ook geen handdruk. Pas op dat moment realiseer ik me dat een handdruk meer is dan een beleefde geste.

Een afronding, een bevestiging, een positief gebaar, de westerse manier van zeggen: ‘Dank je wel.’

Daar zal de komende tijd toch een alternatief voor bedacht moeten worden. Of niet: ik heb tegenwoordig standaard een flesje ontsmettende alcohol in mijn tas. Het flesje gebruiken, aanbieden en dan alsnog handen schudden? Of handen schudden en vervolgens ontsmetten?

Kunnen we daar aan wennen?
Of lijkt dat teveel op je mond of wang demonstratief afvegen als je door iemand gekust wordt?

Het gaat nog een hele tijd duren voor ‘het nieuwe normaal’ een beetje normaal zal aanvoelen..



(Foto: diva Nina. Volstrekt irrelevant en haar zal het allemaal worst wezen)



Bloemetjes en bijtjes

Vandaag is het bij de vijver een drukte van jewelste. Geen zuchtje wind; zelfs de kleinste insecten kunnen dansen.
Het bijtje op de foto lijkt in een bloem te willen wonen.
Het zit er zomaar in te zitten, zolang er geen grote bij langskomt voor stuifmeel.
Voor een grote bij gaat het even opzij, blijft om de bloemstengel vliegen om direct weer te landen als de indringer verdwenen is.

Soms probeert het kleintje een grote bij weg te jagen. De grote bijen zijn niet erg onder de indruk.

Coronamaatregelen

In het Limburgse Heuvelland worden in het weekend alle toegangswegen bewaakt, om te voorkomen dat er toeristen corona komen brengen.
Op de weg naar de supermarkt is een rotonde waar je niet zonder controle rechtsaf mag.

Er staat een man met een felgeel jasje. Elke auto moet stoppen. Het raam aan de bestuurderskant gaat open, de man met het felgele jasje praat even met zijn neus half in de auto met de bestuurder. Kennelijk is het in orde: het raampje gaat dicht en de auto rijdt door.

De man in het felgele jasje hoest. Met een handgebaar maant hij de volgende bestuurder te stoppen. Terwijl hij wacht tot het raampje open is pakt hij een verfrommelde zakdoek uit zijn broekzak en snuit zijn neus.