Sinner’s Day Hasselt 2016

Sinner’s Day in Hasselt: Anger is an Energy

Een stormachtige zondagmiddag in november, net na de wekelijkse donderpreken van christelijke pastoors en dominees. In de Ethias Arena in Hasselt waait een andere wind: een die zijn oorsprong heeft in de jaren ’80. Sinner’s Day is na vier jaar stilte terug en pakt uit met een indrukwekkende line-up uit de new wave en punkscene.

Met acht bands op het programma is de speeltijd per band beperkt, variërend van drie kwartier voor de eerste bands tot vijf kwartier voor hekkensluiter Sisters of Mercy.

 

The Cassandra Complex bijt het spits af en de vrees geconfronteerd te worden met bands die allang over datum zijn blijkt al snel ongegrond. De heren op het podium spelen strak en soepel en zijn niets van hun vitaliteit verloren. Wel is er een hoop ervaring bijgekomen. Dit laatste blijkt nog eens extra als middenin de set het keyboard het begeeft. Er valt een stilte, die door zanger Rodney Orpheus lachend gevuld wordt met een anekdote over “that ****ing old computer”, terwijl de toetsenist nonchalant overschakelt naar gitaar om de rest van de set vlekkeloos uit te spelen. De toon is gezet.

The Beat volgt: ska met scheutjes punk, soul en pop. Energiek en net zo professioneel en gepassioneerd als Cassandra Complex, helpt The Beat de bezoekers eventuele laatste restjes werkweek swingend van zich af te schudden.

Tuxedomoon doet net als afgelopen jaar in de Nieuwe Nor in Heerlen met uitgestreken gezichten zijn ding: prachtige muziek die geen moment gedateerd klinkt. Hier geen demonstratie van hoe fit de muzikanten nog zijn, dat past niet bij Tuxedomoon. Het gemis van Bruce Geduldig blijft vooralsnog wel zichtbaar: de visuals van Tuxedomoon zijn met David Haneke wat minder spectaculair.

In Heerlen speelde Haneke live met 3-D objecten via een camera-opstelling, deze ontbreekt in Hasselt. De getoonde filmfragmenten volgen de muziek, maar voegen zelden iets wezenlijks toe. Dat is met bijvoorbeeld het virtuoze vioolspel van Blaine L. Reiniger overigens geen probleem. Ook zonder videokunst is Tuxedomoon een genot.

Op de muzikaal doordachte noten van Tuxedomoon volgt het rauwe geweld van D.A.F., waarbij het nummer Der Mussolini anno 2016 een onwerkelijke extra laag en lading krijgt. P.I.L. moet nog komen maar er kan na D.A.F. al geen twijfel meer over bestaan: aan energie geen gebrek bij de oude rotten. Robert Görl houdt zich -uiterlijk- koest achter de drums terwijl Gabi Delgado-Lopez meer leuzen schreeuwend dan zingend over het podium sjeest alsof hij moet voorkomen dat de wereld morgen ten onder gaat. Muzikaal weinig verrassend maar dat geeft niet: D.A.F. is ‘gewoon’ net zo goed als vroeger.

Tja en dan Tricky. De man doet zijn naam recht aan. Frontstage fotograferen mag niet, zelfs niet de eerste drie nummers. De pers blijft achterin de zaal en ook daar moeten de oordopjes tevoorschijn gehaald worden. Die oordopjes zijn geen overbodige luxe bij het fotograferen frontstage, vlak naast de enorme boxen maar helemaal achterin de zaal? Tricky lijkt te denken dat hard gelijk staat aan goed. Al snel wordt de muziek behang met een opdringerig motief. Tricky is de eerste die een vol uur speelt; dat hadden ze niet hoeven doen.

Maar niet getreurd: voor wie even geen aansluiting vindt bij de muziek in de grote hal, is er de kleine zaal waar gedurende het hele festival DJ’s zich uitleven met jaren ’80 muziek die zelden de eerste plaats in de hitparade haalde. Al zou je dat niet denken als je het publiek ziet springen en stuiteren alsof er inmiddels niet stiekem dertig, vijfendertig jaar verstreken zijn.

En dan. Na Tricky de grootste verrassing van de avond: Orchestral Manoeuvres in the Dark. Die ietwat campy tweemansformatie? Met die bijna discoliedjes en die nekmatjes en nette bloesjes? Die guilty pleasure combi? Ja die. OMD gaat van start met Enola Gay, met een power die Tricky met terugwerkende kracht van het podium blaast. Eerlijk is eerlijk: de doorsnee hits als Maid Of Orleans en Locomotion zouden niet anderhalf uur boeien. Maar alle nummers daaromheen… “Don’t be frightened of old men with synthesizers!” krijgt het publiek na het eerste nummer te horen. Het publiek is niet bang. Maar wel hoorbaar onder de indruk. Ook om naar te kijken is OMD beslist geen straf. Zanger Andy McCluskey blijkt verrassend sexy opgedroogd, beweegt als een jonge hond over het podium en zijn stem heeft in de loop de jaren een dieper, warmer timbre en flinke kracht ontwikkeld. De hoge noten worden overigens ook nog moeiteloos gehaald. En geen seconde vergeet hij zijn publiek. Tussen de nummers door is McClusky ad rem en ontwapenend en grappig.

Sinner’s Day 2016 kan allang niet meer stuk, maar P.I.L. en The Sisters of Mercy moeten nog komen. P.I.L. met Johnny Lydon a.k.a. Johnny Rotten van The Sex Pistols. Live. In 2016, in Hasselt. Een mens zou van minder hartkloppingen krijgen. Het ogenschijnlijk boze jonge mannetje uit de jaren tachtig blijkt in 2016 uiterlijk te zijn veranderd in een lieve tuinkabouter-oom. En dat maakt zijn optreden niet minder energiek. Hier en daar is de triller die vroeger al in de stem van Lydon zat wel wat erg dik aangezet, de wijdopengesperde oogjes komen zo nu en dan als een trucje over: dat heeft de man helemaal niet nodig. En erg is het ook niet. Lydon en band zetten een solide set neer en bij Rise weet iedereen in de zaal het weer tot in zijn tenen: “Anger is an Energy!”

Hekkensluiter Sisters of Mercy valt wat tegen, net als eerder bij Tricky ontbreekt in muziek en uitvoering de begeestering die bij de andere bands een trommelvliesscheurend volume overbodig maakt. Terug naar de feestzaal. Misschien past er ook gewoon niets meer bij, na al die indrukken.

Tot slot een dikke merci voor de organisatie. Al die indrukken kunnen al tijdens het festival in alle rust en ruimte deels verwerkt worden. Niet alleen voor het publiek; ook voor de pers is alles tot in de puntjes geregeld, tot en met een plek achter de p/a waar verslaggevers en fotografen tussen de bedrijven door alle ruimte hebben om notities te schrijven, lenzen te verwisselen en intussen niets te hoeven missen van de optredens. Wat een luxe: chapeau!

Sinner’s Day (20 november 2016, Hasselt)
Gepubliceerd op ZwartGoud 23 november 2016

Intro in Situ

Burnout als linkse directe tijdens voorstelling Intro In Situ

img_5829

door Hanneke van Dongen

Intro In Situ staat zoals vele kleinere podia op het punt wegbezuinigd te worden. Als de gesprekken met de gemeente niets opleveren, valt per 1 januari het doek. Daarmee zou Maastricht een unieke kans vergooien om jong talent op hoog niveau een platform te geven waarop vrij geëxperimenteerd kan worden voor publiek. Hieronder een verslag van een voorstelling, afgelopen week.

De tekst op de website van Intro In Situ zegt over de (gratis) voorstelling dat ene Lieneke Pisters, afgestudeerd aan het Koninklijk conservatorium in Den Haag en naast performer ook fitnesstrainer, samen met een drummer een performance zal geven met als thema ‘burnout’. Op de website staat het natuurlijk veel mooier omschreven en misschien is dat jammer. De werkelijkheid, de performance zelf, blijkt zoveel directer dan omtrekkende woorden als “verschillende ritmes, diepten, kleuren, tempi en arrangementen” waardoor “het publiek ervaart wat intensiteit is”.

img_6444

Lieneke Pisters en drummer Maximilian Hilpert delen de vloer met een staande boksbal, waarvan het boksgedeelte de vorm heeft van een kruising tussen Darth Vader en een Egyptische sphinx. Hoofd, torso en een stukje heupen, de heupen nét niet te hoog om tegen te trappen. Lieneke heeft scheenbeschermers en bokshandschoenen aan en kijkt naar de bokspop. De drummer start een kalm ritme. Boven de speelvloer knippert een lichtbalk, met wisselende teksten. Alle teksten komen regelmatig voorbij op social media en in motiverende Ted-talks.

Lieneke begint tegen de pop te kickboksen, in het ritme dat de drummer aangeeft. De teksten veranderen op hetzelfde ritme. Pok. Pok. Pof… Pok. Pok. Pof. Vuist, vuist, voet… Vuist, vuist, voet. “Mistakes are proof that you are trying”. Pok. Pok. Pof. “Do something today that your future self will thank you for” Pok, pok, pof. “Nothing worth having comes easy”. Pok. Pok. Pof. Na een minuut of tien begint de inspanning zichtbaar te worden bij Lieneke. Haar blouse plakt aan haar buik en rug. Het tempo wordt opgevoerd en ze gaat er in mee. Het publiek wordt stiller.

Nog tien minuten, de drummer vertrekt geen spier terwijl Lieneke vecht, tegen de pop en haar fysieke grenzen. De teksten boven de vloer krijgen een andere lading. “Work until your idols become your rivals”. Pokpokpof… Pokpofpok.. “Do one thing every day that scares you” PofpofpofPOK. De drummer stopt en legt zijn stokken weg. Hij vertrekt nog steeds geen spier en loopt langs Lieneke terwijl hij wat water drinkt. Ziet hij haar wel? Lieneke trapt nog eens en laat haar armen zakken. Hervat haar moed en stort zich weer op de pop. Pok. Pok. Pof.

Lieneke trekt haar bokshandschoenen uit en pakt de microfoon. Zonder eerst op adem te komen begint ze te vertellen over haar burnout, in 2013. Ze vertelt over de intense vermoeidheid, die elke dag al begon bij het opstaan. Hoe haar lijf niet uit bed wilde, terwijl ze toch een sportvrouw was en alles wat ze deed, haar werk, haar studie én het sporten, erg graag deed. In de zaal knikken mensen. Lieneke neemt de microfoon en stelt indringende vragen aan mensen uit het publiek: “Heb jij wel eens een burnout gehad? Hoe voelde dat? Waardoor ben je er weer uit gekomen?”

img_6454

Er blijken weinig mensen te zijn die niet minstens bijna of zijdelings te maken hebben gehad met de gevolgen van de maatschappelijke druk om te presteren. Niemand zit hier zonder verhaal. En iedereen begrijpt: “Dit is niet normaal. Dit zou niet normaal moeten zijn”. Een maatschappelijk thema wordt als linkse directe binnengemept. Zonder franje, zonder grote dure lichtshow, zonder decoratieve toeters en bellen. Na afloop volgt een vraaggesprek tussen de spelers en het publiek. Wat kan er beter? Wat is nog onduidelijk? Hoe kunnen we ons verhaal sterker overbrengen op het publiek? Het publiek geeft feedback, kritisch en opbouwend. Zo ontstaan mooie dingen.

Voorstellingen kunnen niet zonder publiek. Kunst kan niet zonder plekken waar makers en publiek in een pril stadium de ruimte hebben om de dialoog aan te gaan.

NB: Op de website van Intro In Situ staat een link naar een petitie voor het behoud van bewezen podiumkunsten. Deze petitie gaat over álle kleinere podia die momenteel in zwaar weer verkeren vanwege de maatregelen van Halbe Zijlstra.

An Pierlé

An Pierlé: neem de tijd

 

(voor ZwartGoud)

Het is rustig in de Muziekgieterij. Heel rustig. Een deel van het publiek is Vlaams, het Nederlandse publiek lijkt vooral te bestaan uit mensen die de klassiek geschoolde An Pierlé al lang volgen. Begonnen als solo-singersongwriter in de jaren negentig, wordt An intussen begeleid door White Velvet. Deze formatie maakt van haar optreden een volstrekt andere beleving dan toen zij debuteerde met Mud Stories.

De bandleden weten evenwel de krachtige kwetsbaarheid van de songs van Pierlé te behouden. De begeleiding staat duidelijk ten dienste van de opvallende stem van Pierlé, al is er gelukkig voldoende ruimte voor de anderen om te laten horen wat zij in hun mars hebben.

An Pierlé wordt nog altijd vergeleken met Kate Bush en Tori Amos. In de huidige opstelling met begeleidingsband is deze vergelijking niet meer relevant. Ja, Pierlé zit nog een deel van het optreden op een skippybal, en haar stem doet zo nu en dan nog denken aan die van Bush. En vooruit, er zit soms een vleugje Tori Amos in de teksten. Zelfs een herinnering aan Clannad komt langs, bij Birds Love Wires.

Maar waarom die vergelijkingen? An Pierlé heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld van een frêle meisje met een dijk van een stem tot een volwassen muzikant die haar oeuvre gestaag aan het ontwikkelen is, zowel in de breedte als in de diepte. En haar stem is meegegroeid. Vanaf Feel For The Child, krachtig ingezet met kippenvel tot gevolg, wordt een groot deel van haar meer recente repertoire gespeeld, grotendeels van haar laatste cd Arches die ze opnam in de Sint-Jacobskerk in Gent.

In een interview in Het Nieuwsblad vertelt ze over de technische hindernissen van het spelen op een kerkorgel in combinatie met zang en andere instrumenten. Vanavond is er geen kerkorgel; het optreden is er niet minder krachtig om. Kalm, professioneel, gepassioneerd maar nergens ontsporend; in de Muziekgieterij staan vanavond vijf rasmuzikanten, goed op elkaar ingespeeld en soepel.

Veel fysieke performance is er niet, de band concentreert zich op de muziek. An Pierlé is vooral om naar te luisteren, waarbij zij vastberaden haar eigen weg volgt zonder zich te laten verleiden tot snelle succesnummers. Zoals ze zelf zingt: “We don’t need space, we need time”.

An Pierlé (De Muziekgieterij, Maastricht, 23 september 2016)

 

iArts 2016

iArts 2016: vijf studenten, één doel

iArts3

door Hanneke van Dongen

Het tijdelijke episch centrum van de eindexamengroep van iArts bevindt zich in de bibliotheek van de kunstacademie aan het Herdenkingsplein van Maastricht. Vijf jonge mensen hebben hun overvolle planning afgestemd voor een gesprek over hun eindsprint. Er wordt koffie gehaald, de groep neemt even pauze. Het is druk, zo op het laatste moment voor de eindexpositie, erg druk.

De opleiding iArts verenigt wetenschap, economie, maatschappij en kunst vanuit de gedachte dat de wereld zodanig aan het veranderen is dat grenzen tussen disciplines en vakgebieden (moeten) vervagen, waardoor krachten gebundeld kunnen worden in het ontwerpen van de wereld van morgen. Vanuit zeer diverse achtergronden belandden de vijf studenten bij de intensieve driejarige opleiding die hen aansprak vanwege de cross-over tussen verschillende vakgebieden. Ze vonden elkaar in de bevlogenheid waarmee ze de wereld van nu analyseren en er (beeldend) op reflecteren.

iArts4

Taam Maas, Rosa Vrij, Leana Bekker, Suzanne Dekker en Larissa Hermanns maakten elk een eigen afstudeerwerk. De eindopdracht luidde vervolgens: “Maak er met z’n vijven een totaalwerk van”. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan: er waren al vijf op zichzelf staande werken, elk met een totaal andere invalshoek en met verschillende technieken. Taam hield zich bezig met de manier waarop bedrijven opzettelijk apparaten beperkt houdbaar maken. Suzanne verdiepte zich in het ontstaan en het maatschappelijke belang van koffiehuizen door de eeuwen heen. Leana dook in de vrouwelijke anatomie terwijl Rosa juist zocht naar de grenzen van het menselijk lichaam, ondertussen onderzocht Larissa communicatie en migratie van grotere groepen mensen.

iArts5

Hoe en waar kon dat alles als één samenhangend werk gepresenteerd worden?
Taam Maas bedacht de titel My Way Or The Highway, daarna was de link met de A2 snel gelegd. Bouwen ín de tunnel mocht uiteindelijk niet, er bovenop wel. Passend bij de werkzaamheden aan de tunnel ontstond het idee de werken te presenteren in vijf kleine vrachtwagens “nog net te besturen met een normaal rijbewijs”.

Het resultaat zal 2 juli van 16 tot 21 uur te zien zijn op de bouwplaats van de A2-tunnel, ter hoogte van Noormannensingel 50, Maastricht. Met de diversiteit aan invalshoeken en werkwijzen belooft deze eindexamen-expositie een indringende totaal-ervaring te worden, waarvoor deze verslaggever alvast haar plannen heeft omgegooid.

Design Day

Design Day 2016: alle zintuigen op standje open.

Timmermans Fietsen

door Hanneke van Dongen

Vergeleken met de editie van 2015 valt bij binnenkomst in de decorfabriek aan de Meerssenerweg één ding meteen op: rust. En gelukkig geen geforceerd thema dit jaar. De vloerindeling van de jaarlijkse beurs voor toegepaste kunst blijkt aangepast, een aangename keuze. Zo blijft er zelfs ruimte voor een paar grote schommels, waar dankbaar gebruik van gemaakt wordt.

Design is gemaakt om te gebruiken en/of aan te raken. Er was genoeg te voelen, met het werk van Anke Huyben als uitschieter richting (conceptuele) kunst. Met haar werk Multiple Pink lijkt ze een wat vreemde eend in de bijt van de DesignDay. Het kaartje bij haar werk zegt: ‘works about quivering bodies, shown in sculptures made out of a fabric in a caricatural colour of pink’. Het karikaturale roze geeft de associatie met een witte huid die iets te gretig in de zon heeft gelegen. Samen met de suggestieve vormen levert het werk een combinatie van gêne en nieuwsgierigheid op, waarbij de herinnering aan kinderknuffels het wint van aangeleerde preutsheid. In een andere setting zou het werk onaangeroerd blijven liggen, hier nodigt het uit om over de gêne heen te stappen en aan te raken.

DD

Bij het meubilair is aanraking evident. Opvallend zijn de stoelen van Paul Salet. Salet vertelt hoe hij bestaande zware eiken stoelen koopt bij kringloopwinkels en deze bewerkt tot ze volledig getransformeerd zijn tot ranke objecten die er bijna te fragiel uitzien om nog op te zitten. Salet komt uit een familie van meubelmakers, zijn grootvader maakte het type stoelen dat hij nu een nieuw leven geeft. Ernaar kijken werkt hetzelfde als bij de plaatjes als van de heks en de jonge vrouw waarbij je twee dingen kunt zien, afhankelijk van hoe je kijkt. Ineens zie je in gedachten de oorspronkelijke stoel, om de nieuwe zitsculptuur heen en wordt het natuurlijk bij elke stoel zoeken naar de geest ervan. En er gewoon op zitten kan ook nog.

Paul Salet

Paul Salet

 

Fiftytables heeft er dit jaar voor gekozen één lijn uit hun verschillende series tafels mee te nemen naar de DesignDay. Fiftytables is een familiebedrijf. Vader Hans Wisselink is samen met zoon Ewout en dochter Marielle verantwoordelijk voor een gevarieerd aanbod aan tafels in mooie houtsoorten van hoge kwaliteit met één basisgedachte: in de online winkel zijn altijd exact vijftig verschillende tafels te zien. Zodra er een tafel verkocht is, komt er een nieuwe voor in de plaats. De combinatie van een ambachtelijke werkwijze met nieuwe digitale technieken levert veel mogelijkheden en verrassende ontwerpen op.

Atelier Arnout Visser

Arnout Visser van Atelier Arnout Visser vertelt enthousiast over het maakproces van zijn lampen die aan paddenstoelen doen denken maar eerder gebaseerd zijn op organische vormen. Visser zoekt de grenzen van het (on)mogelijke op, onder meer in de grootte. De grootste lamp is manshoog, de staander is uit één stuk geblazen en dat is geen sinecure. Doordat het glas een eigen wil heeft tijdens het smelten en vormen, is elke lamp uniek en ook voor Visser zelf een verrassing. Gaat het nooit mis onderweg? Visser: “Zelden. Ik werk al zo lang met glas dat ik niet meer na hoef te denken over het proces: dat beheers ik inmiddels als vanzelf. Dat geeft me de ruimte om in alle vrijheid te spelen met het materiaal, zonder afgeleid te worden door technische obstakels.”

Sigebert

Rob Meggelaars

 

Voor het eerst op de DesignDay: Sigebert. Rob Meggelaars maakte ruim een jaar geleden een grote switch in zijn leven. Hij stopte met zijn werk in de techniek als ontwikkelaar van vleesverwerkende machines en begon een eigen bedrijf op het gebied waar zijn passie lag: meubels maken. De ontwerpen van Sigebert stralen eenvoud en rust uit, niet alleen door de zachte ontwerpen met veel ronde vormen maar ook door de keuze van de gebruikte kleuren. Sigebert maakt waar mogelijk gebruik van bijvoorbeeld het hout van oude Bruynzeelkasten, waardoor de ongeverfde delen van de meubels elk een andere uitstraling hebben. De kleurkeuze van de geverfde delen is deels gebaseerd op de oorspronkelijke kleuren van de meubels.

Elleke de Vries

Elleke de Vries

 

Elleke de Vries staat tot haar eigen verbazing dit jaar niet als nieuweling tussen de Jonge Honden die voor het eerst een stuk vloer tot hun beschikking hebben gekregen. Kort voor de DesignDay kreeg ze een mail: je krijgt geen plaats bij de Jonge Honden. Elleke wilde al verontwaardigd gaan reageren: alle voorbereidingen waren al gemaakt! Maar er volgde meteen een nieuwe mail: ze was genomineerd voor de Made For Maastricht Design Award en kreeg daarom een stuk beursvloer tussen de designers die al langer een beroepspraktijk hebben. Elleke kreeg de nominatie voor haar ontwerp van een ingenieuze nestkast voor stadsduiven. De nestkasten kunnen bevestigd worden waar duivenoverlast is en aan de achterkant geopend, zodat bevruchte eitjes vervangen kunnen worden door nep-eieren. Elleke: “Duiven afschieten of anderszins uitroeien heeft een averechts effect: de duiven raken in paniek en gaan zich extra voortplanten om de slachtoffers te vervangen. Met mijn nestkasten hebben ze niets in de gaten en daalt de duivenpopulatie geleidelijk, zonder onnodige stress en de gevolgen daarvan.”

DD1

En er was natuurlijk veel meer te zien. Niet alleen op meubel- en innovatief gebied. Er leken dit jaar minder ontwerpers van woningdecoratie en accessoires te zijn. Maria Hees doet in het piepklein wat Arnout Visser in het heel groot doet, met haar fragiele sieraden van geblazen, verzilverd en gezandstraald glas. Monika Assem van Macharten is gespecialiseerd in leerbewerking en won met haar tassen al diverse prijzen en zelfs een plek in het museum van toegepaste kunst in Frankfurt.

Marc Drummen maakt lichtobjecten en ziet mij worstelen om een van zijn lampen op de foto te krijgen: een rond object van ettelijke staafjes met een wiskundige basis om een perfecte ronding te krijgen. “Net zoals bij een voetbal”, zegt Marc, alsof daarmee alles verklaard is. De staafjes worden met elkaar verbonden door kleine sterretjes met een led-lampjes erin. Een planeet met sterren aan boord. Het ingenieuze lichtobject van Drummen blijkt niet te fotograferen met het drukke plafond van de decorfabriek op de achtergrond. Maar dat geeft niet. We stellen ons al pratend even voor hoe de lamp eruit zou zien in een ruimte met heel hoog plafond, tegen bijvoorbeeld een donkerblauwe achtergrond. Prachtig.

DD2

Over het algemeen zijn alle aanwezige ontwerpers overduidelijk bezig met hun vak: toegepaste kunst. Dit jaar stonden er ook enkele deelnemers waarbij de getoonde producten wel toegepast zijn, maar beslist geen kunst. Grezzo bijvoorbeeld: een mooi product qua materiaal maar de handtekening van de ontwerper is niet terug te vinden. De website vertelt dat de klant eigen ontwerpen en tekeningen kan aandragen. Dat is leuk, maar met design heeft het weinig te maken. Ook bij de op intensief gebruik gemaakte statafels/biertafels ‘met praktische haken voor jassen en paraplu’s’ lijkt een andere doelgroep bedoeld dan de bezoeker van de DesignDays. Het gevoel even in een verdwaalde hoek van de horecabeurs verzeild te zijn geraakt zal niet de bedoeling zijn?

Design Day Maastricht (27 t/m 29 mei 2016)

(foto’s: Hanneke van Dongen)

 

Trixie Whitley, Muziekgieterij.

Hoofd in de wolken, voeten op de grond.

(oorspronkelijk gepubliceerd op ZwartGoud)

Een gure lenteavond in april, voor de Muziekgieterij staat een lange rij mensen weggedoken in jassen en sjaals te wachten tot de deuren open gaan. Het concert van Trixie Whitley is uitverkocht. Een week eerder speelde Whitley met haar band als een van de publiekstrekkers op het Bredase Ik Zie U Graag, een festival met uitsluitend Belgische beloftevolle bands. Trixie Whitley heeft een Belgische moeder en dankt haar niet-Belgische naam aan haar vader, de jong gestorven Amerikaanse muzikant Chris Whitley.

Sinds Whitley afgelopen jaar Porta Bohemica, haar tweede soloalbum uitbracht, heeft ook Nederland haar bezielde muziek en krachtige en zuivere stem met rauwe randjes ontdekt. In België stond ze inmiddels in de grote Lotto Arena, over de grenzen speelt ze nog in kleinere zalen in het semi-alternatieve circuit. Voor Trixie Whitley zelf lijkt het allemaal weinig uit te maken: zij is op een muzikale queeste en neemt haar publiek volgaarne mee, maar ze maakt muziek om de muziek.

Hierbij zoekt ze haar weg dwars door verschillende muziekgenres heen. Op de pagina van de Muziekgieterij staat een quote uit een interview, over het twee jaar durende project dat leidde tot Porta Bohemica: “I came to a lot of realizations making this record. When you let go of your fears, you can start facing your potential and there is an endless palette of possibilities to explore. This is just the beginning, and I feel a lot of excitement and optimism about what’s to come.“

En zo voelt het ook als Trixie Whitley met haar band het podium betreedt. De set begint met twee gewaagd rustige nummers; Faint Mystery en New Frontiers van haar laatste album bijten het spits af. Het publiek wordt direct bij de kladden gegrepen door muziek die staat als een huis zonder ook maar een moment te vervallen in te gladde perfectie. Trixie Whitley heeft een stem waar op geen manier aan te ontkomen valt en die zich niet laat vangen in vergelijkingen.
Even statig als stevig begeleidt ze zichzelf op gitaar, aangevuld door haar bandleden op bas, toetsen en drums. Opvallend is de solide rust die de band uitstraalt. Er is weinig oogcontact tussen de bandleden onderling maar dit geeft beslist niet het gevoel dat ieder op eigen houtje staat te werken. Zo nu en dan valt de begeleidende zang wat weg in de achtergrond maar dat zegt meer over Trixies overweldigende stem dan over de kwaliteit van het geluid; zang en instrumenten zijn mooi in balans en klinken zuiver.

Na het eerste rustige deel bedankt Trixie Whitley de zaal voor het stille publiek. Ze doet dit in zacht Vlaams, bijna verlegen. Zoals wel meer Belgische muzikanten is ze wat huiverig voor de vaak luidruchtige Nederlanders die ongegeneerd dwars door een optreden heen blèren tijdens een concert. Vanavond zal dat niet gebeuren. Zelfs bij het iets langdradige New Frontiers blijft het rustig, ook achterin de zaal. Trixie Whitley’s zang neemt je hart mee de wolken in, terwijl ze je hoofd tegelijkertijd met beide voeten stevig op aarde houdt. Het ene moment bijna zoet breekbaar, dan snijdend scherp: zowel in toonhoogte als in timbre heeft Trixie Whitley een compleet koor in haar stembanden verstopt en ze weet precies wanneer ze welk register moet opentrekken. Betoverend en indrukwekkend.

Nog indrukwekkender wordt het als Whitley achter de drums plaatsneemt, haar hoge stiletto’s op het gemak uittrekt en een oud nummer van haar vader inzet. Nature Boy klinkt even intiem als intens, zeker nadat Trixie -ditmaal in onvervalst Amerikaans met New Yorkse tongval- het publiek bij Oh The Joy’verteld heeft over haar tuintje in Brooklyn, waar ze genietend oefende in “stil zijn binnenin jezelf” en hoe moeilijk dat toch is. Eindelijk komt er ook wat meer spotlight: gedurende het concert is Trixie voornamelijk belicht door felle backlights, waardoor ze in silhouet op het podium staat en haar gezicht hinderlijk in de schaduw blijft.
Het bekende Closer wordt adembenemend mooi verstild gespeeld, gevolgd door een ruige versie van Breathe You In My Dreams. In de toegift een ode aan Prince met zijn Nothing Compares To You maar dan op z’n Whitleys. Het publiek krijgt nauwelijks de tijd om op adem te komen: het prachtig gecompliceerde The Shack wervelt duizelingwekkend door de zaal. Ter afsluiting het rustige jazzy Eliza’s Smile, waarop het publiek weer langzaam kan landen na een magische muzikale reis.

Trixie Whitley (Muziekgieterij, Maastricht 28 april 2016)

TEFAF 2016

TEFAF 2016: tussen kunst en economie

tefaf 2016-7

door Hanneke van Dongen

TEFAF: het esthetische topje van de economische ijsberg. De rode loper ligt uit, op de openingsdag van TEFAF 2016. Vandaag zijn de parkeerplaatsen, champagne en amuses gratis, net als de ruim twee kilo wegende catalogus. VIP-taxi’s en Bentleys rijden af en aan, om fraai uitgedoste dames en heren in maatpak af te leveren voor de deur die leidt naar de imposant aangeklede ontvangsthal.

Van 11 tot en met 20 maart is Maastricht even het middelpunt van de wereldwijde kunsthandel. Op het eerste gezicht lijkt er weinig veranderd aan TEFAF. 275 kunsthandelaren presenteren hun koopwaar zo chique mogelijk en laten er geen twijfel over bestaan dat kunst een waardevaste investering is. Althans, als je kunst in huis of kluis haalt van namen die via de handel een plaatsje verdiend hebben op de artistieke bestsellerlijsten.

tefaf 2016-7 (1)

Op de afdeling moderne kunst word je doodgegooid met werken van Dufy, Montana, Picasso en andere groten der aarde: kunstenaars die zelf allang zijn gaan hemelen. Enkele galeries durven het aan een minder uitgekauwde selectie werken tentoon te stellen, zoals Borzo Gallery uit Amsterdam. Maar ook hier lijken economie en esthetiek nauw met elkaar verweven, zoals bij het drieluik van Herman de Vries waarin wuivende rietkragen achter glas geplaatst zijn. Herman de Vries houdt zich bezig met de verstoorde relatie tussen mens en natuur, zo vertelt de website van Borzo. Een mooie, aansprekende gedachte. Met als resultaat een mooi, aansprekend werk, dat het in een enorme huiskamer boven een achtpersoons bankstel ongetwijfeld prachtig Zen zal doen. Het werk is prettig om naar te kijken. Daar is niets mis mee.

tefaf 2016-12

Maar wie naar de TEFAF komt in de hoop door een kunstwerk omver geblazen te worden, zal goed moeten zoeken. En daar zit het grootste probleem van de TEFAF. Als je als bezoeker niet héél precies weet voor wat of wie je komt, dreig je al snel te verdrinken in zoveel indrukken dat je naar adem snakkend maar liever aan de champagne gaat. Die indrukken zijn niet alleen veel in kwantiteit, maar ook in kwaliteit. Zo hangt er een serie foto’s van de eerste maanlanding in 1969, gemaakt door de NASA. Ground control to Major Tom? De waarde van deze serie als excentriek hebbedingetje is nog wel te volgen maar sinds wanneer is de NASA een kunstenaar?

Dat TEFAF mikt op een investerende en behoorlijk vermogende doelgroep, was natuurlijk allang bekend. Maar ook die doelgroep verandert, verjongt en kijkt vooruit. Afgelopen jaar zette TEFAF een nieuwe koers in, waar de eerste resultaten voor publiek vanaf volgend jaar zichtbaar zullen zijn. Een grote verandering is de inhoud van de contracten voor de standhouders, waardoor zij elk jaar opnieuw zullen moeten bewijzen dat zij een plaats verdienen bij een van de meest prestigieuze kunstbeurzen ter wereld. Ook gaan er stemmen op om de beurs wat uit te dunnen.

tefaf 2016-9 (2)

Blijft de vraag: als er strenger geselecteerd wordt op de kwaliteit van gepresenteerde werken, wordt de beurs dan weer spannender en overzichtelijker voor kunstliefhebbers die niet voor de handel komen? Of komen er van Dufy, Montana, Picasso en andere groten der aarde minder werken, die economisch hoger ingeschaald zijn? Kunst en economie, het blijft een ingewikkelde paso doble.

tefaf 2016-29

Alain Laboile

Fotograaf Alain Laboile – La Famille: heimwee en hoop in tijdloos zwart-wit

AL2

door Hanneke van Dongen

De benedenhal van het Centre Céramique wordt momenteel in beslag genomen door een selectie van de foto’s die Alain Laboile sinds 2004 maakt van zijn gezin. De eerste indruk is vooral: veel.

In de aankondigingen zag ik de foto van het meisje met het hertje, een gladde Anne Geddes-achtige gestileerde foto waar de modellen bijna levenloos lijken. Vreemd dat juist deze foto het tot een van de persfoto’s van de expositie geschopt heeft. Is hier veiligheidshalve gekozen voor een foto die niet teveel vragen op zal roepen?

Want dat doen een hoop van de andere foto’s wel. Laboile lijkt zich niet te bekommeren om de publieke opinie, die tegenwoordig nogal in een kramp kan schieten bij foto’s van blote kinderen. Het eerste paneel laat verschillende onscherpe foto’s zien, die door veel anderen als mislukt in de prullenbak gegooid zouden worden maar die in hun zeggingskracht meestal niet onderdoen voor de foto’s die met fraai tegenlicht zorgvuldig gecomponeerd lijken.

AL

Integendeel. Juist de foto’s die er geregisseerd uitzien, zeggen minder. De kracht zit in de foto’s waarbij vader Laboile op exact het juiste moment de ontspanknop indrukt, technische perfectie is van ondergeschikt belang al is het licht bijna zonder uitzondering prachtig en dat zo consequent dat het geen toeval kan zijn. Deze fotograaf weet beslist heel goed wat hij doet.

In een interview vertelt Laboile dat hij zijn huis en omgeving “aan de rand van de wereld” ziet als een grote studio, waarvan hij elke hoek kent. Hij weet precies waar het licht ’s ochtends het mooist is en waar hij ’s avonds positie moet kiezen om de sfeer die hij zoekt vast te leggen. Volgens hem is het vervolgens een kwestie van afwachten tot zijn kinderen (en vaak ook katten) zich binnen het kader bevinden en iets interessants doen.

Laboile zegt in het interview dat hij blij is autodidact te zijn, deels omdat teveel focus op techniek verrassende resultaten vaak uitsluit en deels omdat hij bij andere fotografen ziet hoe de vergelijking met beroemde voorbeelden hen van hun artistieke vrijheid berooft. Laboile noemt zichzelf niet gehinderd door enige (voor)kennis, dit is natuurlijk niet helemaal correct. Van oorsprong is hij beeldhouwer en zijn blik is die van een kunstenaar. Deze geoefende manier van kijken staat los van het medium waar een kunstenaar voor kiest.

DSC_8686

De sterkste foto’s zijn die waarbij de kinderen hun vader met de camera vergeten zijn en Laboile als Cartier-Bresson of Fan Ho een momentopname maakt die geen seconde eerder of later gemaakt had kunnen worden. Op die foto’s komt heel veel fraais bij elkaar. Een mooie omgeving, lichtinval en sterke compositie en kinderen die zichtbaar in hun element met elkaar en allerhande dieren spelen; niet niks, zeker niet in zo’n grote serie. En toch oogt bijna elke foto heel natuurlijk, soms zelfs nonchalant.

Op de foto’s zijn opvallend weinig apparaten of machines te zien. Hier en daar een verdwaalde auto of fiets en ja, na enig speuren, één draadloze telefoon. Afgezien van die paar attributen lijkt de moderne tijd nauwelijks vat te hebben op de familie Laboile.

AL1

Dat maakt de foto’s deels zo sterk: dit is nu, niet honderd jaar geleden. Ook anno nu kan het kennelijk nog; zorgeloos zonder mobieltje in je blootje door de modder rennen en met kikkers en vleermuizen spelen. Levensgevaarlijk hoog in grote sculpturen klimmen en aan het eind van de dag met de kat knus aan de ene en een zusje warm aan de andere kant in slaap vallen. De serie laat een manier van leven zien die voor velen vandaag de dag een zoete herinnering lijkt, vol onbekommerde onbevangenheid.

Laboile zegt hierover dat zijn foto’s, die een enorme vlucht namen via verspreiding op internet, een manier van communiceren zijn. Over het leven, de natuur, maar ook over bloot zijn en privacy. Hij hoopt dat hij met zijn werk mensen aanzet tot denken over hun voorbije jeugd en over hoe de wereld zich de laatste decennia ontwikkelt.

DSC_8647

In zijn werk is geen rubberen stoeptegel te vinden: de kinderen van Laboile lopen als ze niet veilig op school zitten in de ogen van veel moderne, bezorgde Westerse ouders vast vreselijke gevaren. De kinderen van Laboile gebruiken intussen gewoon hun lichaam, ogenschijnlijk zonder zich er erg van bewust te zijn in termen van mooi of lelijk. En ze vinden een hertje langs de kant van de weg en zorgen er tien dagen voor, wat uiteraard goed gedocumenteerd wordt door papa. Een hertenkalfje heb je nu eenmaal niet dagelijks over de vloer. Met Anne Geddes heeft dat niets te maken. Het werk van Laboile is een betoverend mengsel van heimwee en hoop, met een vleugje Roald Dahl en een snufje Alice in Wonderland.

Interview Lex ter Braak

Lex ter Braak, directeur Jan van Eyck Academie: “niet iedereen hoeft alle kunst te begrijpen”

door Hanneke van Dongen

De afgelopen jaren is er veel gebeurd bij de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Met de komst van Lex ter Braak als directeur veranderde de post-academische kunstinstelling van een hoogdrempelig en gesloten bastion naar een open instituut waarin ruimte werd gemaakt voor publiek met interesse in diverse kunstdisciplines, onder andere door het organiseren van tentoonstellingen en vrij toegankelijke lezingen.

Daarnaast kan iedereen op een doordeweekse dag even binnen lopen voor een lunch of kop koffie in de gemeenschappelijke ruimte waar de prettige, vanzelfsprekend ontspannen sfeer heerst die hoort bij plekken die zichzelf niets te bewijzen hebben. Benieuwd naar de achtergrond van deze grote ommezwaai maakte ZwartGoud een afspraak met de directeur.

Lex ter Braak ontvangt me hartelijk in zijn werkruimte; een ruim en licht vertrek waarin niet meer staat dan nodig is en dat meer de sfeer heeft van een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte dan een persoonlijk kantoor. De directeur van de Jan van Eyck Academie straalt een kalme zelfverzekerdheid uit. Zijn manier van praten bevestigt deze eerste indruk: bevlogen en integer, gelijkwaardig en zonder ondoordachte oordelen.



Wat was de motivatie om met de Jan van Eyck Academie zo’n ommezwaai van binnen naar buiten te maken?

“Allereerst is de Jan van Eyck natuurlijk een schatkamer. Er gebeurt hier in de studio’s ontzettend veel van een hoogwaardige kwaliteit en waarom zou je die rijkdom, die schat voor jezelf willen houden? Verder is dit gebouw zo groot dat het bijna immoreel lijkt om het geen onderdeel te laten zijn van de gemeenschap. Dan wordt het een berg stenen waar mensen zich in het voorbijgaan aan ergeren. Bovendien: stel dat je uit Mexico of Beijing hierheen komt, van een miljoenenstad naar het kleine Maastricht en je zit dan opgesloten met alleen de andere deelnemers en medewerkers, zonder contact met interessante mensen buiten het instituut… hoe leuk is je leven dan?”



Een paar jaar geleden werd vanuit de politiek de frontale aanval ingezet op kunst en cultuur, met enorme bezuinigingen tot gevolg. Wat hebben deze bezuinigingen voor de JvE betekend?

“De Jan van Eyck leek even in zijn bestaan bedreigd maar ontsprong de dans. Het sparen van de postacademische instellingen had in eerste instantie een tijdelijk karakter: in 2016 zou er alsnog een zwaard vallen. Afgelopen zomer heeft minister Jet Bussemaker deze dreiging teruggedraaid. Maar dit wil niet zeggen dat het de Jan van Eyck financieel voor de wind gaat, al is de beeldende kunst er vergeleken met bijvoorbeeld de podiumkunsten nog redelijk vanaf gekomen.“

“Voor de Jan van Eyck betekenden de bezuinigingen concreet dat we van 24 naar 10 fte gingen, terwijl we al volop bezig waren een scala aan activiteiten voor publiek te organiseren. Dubbel zoveel werk, met ongeveer de helft aan medewerkers. Zij hebben de afgelopen jaren naast hun betaalde uren op vrijwillige basis overgewerkt om de ingeslagen koers van openheid voort te kunnen zetten. Zonder die belangeloze inzet hadden we alle openbare activiteiten niet kunnen realiseren. We genereren inmiddels eigen inkomsten maar subsidie blijft onmisbaar; de medewerkers zullen op een gegeven moment toch echt weer betaald moeten worden voor al hun uren en een postacademische instelling voor kunst, vormgeving en literatuur heeft nu eenmaal andere doelen dan een commerciële instelling.”



Voor jou is het belang van kunstinstellingen vanzelfsprekend, maar voor veel mensen blijft het toch lastig kunst te accepteren als een belangrijk onderdeel van de maatschappij. Hoe denk jij dat dat komt?

“Het begint al bij de vermeende legitimatievraag. In de politiek werd door een handvol mensen geroepen dat de kunsten zichzelf moesten verantwoorden, er zou te weinig aandacht voor het publiek zijn. Terwijl op dat moment de kunstenaars allang bezig waren het publieke domein te veroveren. De mening van die paar mensen werd tot werkelijkheid verheven en vanuit die ‘found truth’ werd vervolgens beleid ontwikkeld. Kunst werd teruggebracht tot een cijfermatig verhaal, ook met het krampachtige idee dat van daaruit de legitimatievraag zou verdwijnen. Dat beleid leidde tot de teloorgang van de enorme rijkdom aan kunst en cultuur in Nederland. Het ergste leed lijkt inmiddels geleden, maar de schade is enorm. Vooral in de uitvoerende kunsten zijn de plekken waar nieuw talent zich kon ontwikkelen uitgeroeid, de gevolgen daarvan zijn niet zomaar hersteld.”

Een van de stokpaardjes was dat kunst te elitair zou zijn, wat vind je daar van?

“De suggestie dat kunst elitair zou zijn, berust op een vreemde aanname. Elite staat gelijk aan een homogene bovenlaag die de touwtjes in handen heeft. Dat zou in onze samenleving de politiek, de banken en de bedrijven zijn. Maar die zijn over het algemeen helemaal niet geïnteresseerd in avant-garde kunst. De eerste verzamelaars van vernieuwende kunst komen uit alle sociale geledingen. Een mooi voorbeeld is dat van de New Yorkse postbeambte en zijn vrouw (Herbert en Dorothy Vogel, red.), die een enorme verzameling aanlegden die inmiddels miljoenen waard is, puur op passie en gevoel en door direct met de kunstenaars in contact te staan. Er is een kleine groep mensen die ontvankelijk is voor nieuwe signalen en daar zou je het eigenlijk over moeten hebben. Het bedrijfsleven heeft de mond vol over innovatie, in dat licht is het vreemd dat vernieuwende inzichten in de kunsten niet als zodanig gewaardeerd worden.”

“Anderzijds is het natuurlijk niet vanzelfsprekend om een leven in het teken van de kunst te leiden. Niet iedereen hoeft alle kunst te begrijpen. Als ik een cd-speler koop hoef ik ook niet te weten hoe dat ding ontwikkeld is en hoe het precies werkt: ik wil dat apparaat gewoon neerzetten, inschakelen en muziek luisteren. Ik heb er alle vertrouwen in dat de maker van die cd-speler zijn vak verstaat: daar hoef ik me niet mee bezig te houden. Dat vertrouwen verdient de kunst ook. Het nare van het hele kunstdebat is dat dit het zicht ontneemt op wat kunst nu eigenlijk behelst: het signaleren van ontwikkelingen in de samenleving, het vooruitlopen op die ontwikkelingen en het ontwikkelen van het vrije denken, inspelend op een continu veranderende wereld.”



Even weg van dat ingewikkelde debat. Wat zou je doen als je van een rijke weldoener carte blanche zou krijgen en helemaal geen rekening hoefde te houden met financiën of andere praktische bezwaren?

“Allereerst zou ik alle medewerkers betalen voor de uren die zij werkelijk werken. Verder zijn we bezig met de ontwikkeling van het Jac. P. Thijsse Lab. In dit Lab zal landschapsarchitectuur ondergebracht worden, waarmee we bijvoorbeeld kunnen inhaken op stedenbouwkundige ontwikkelingen in Maastricht. En ik zou erg graag een kas in de tuin van de Jan van Eyck zetten, om aan de slag te gaan met innovatieve manieren van verantwoord kweken. Voor al die dingen bij elkaar zou ik op jaarbasis genoeg hebben aan €175.000 extra. Meer hoef ik ook niet, ik ben er geen voorstander van om meer geld dan nodig te hebben. Met €175.000 extra kunnen we alles doen wat we belangrijk vinden en dat zou prachtig zijn.’

(gepubliceerd op ZwartGoud d.d. 28 december 2015)

Levi van Veluw in Marres

Levi van Veluw in Marres: onthutsende relativiteit.

door Hanneke van Dongen

Marres is Marres niet meer. De buitenkant verraadt niets behalve een bordje dat verwijst naar een tijdelijke kassa, waar de bezoeker zich moet melden. Op afspraak en met maximaal twee personen tegelijk wordt het publiek met een lijstje vriendelijke waarschuwingen de voordeur binnengelaten.
“Nergens aankomen”
“Geen foto’s maken”
“Mobieltje afgeven”
“Neem de tijd..”

Vooral het “nergens aankomen” lijkt al snel onhaalbare kaart. Als de voordeur achter me sluit is het eventjes stikkedonker, op de tast doe ik een stap in -denk ik- de goede richting. Als mijn ogen langzaam aan het donker wennen blijkt er wel degelijk verlichting te zijn, precies genoeg om niet overal tegenaan te lopen maar ook geen spatje meer dan dat. 

Als Alice in Wonderland die in het konijnenhol gedoken is, loop ik vervolgens een wereld in die wisselt van sinister naar surreëel, van ondergronds naar futuristisch en altijd zonder houvast van herkenbare elementen. Geen stopcontact, geen prullenbak, geen suppoost, niets vertrouwds. Als de dood om iets aan te raken, bijna schuifelend, bots ik prompt tegen een losse plank die in de diepe donkere stilte vervaarlijk begint te kraken. Ik ben niet meer in een tentoonstelling. Ik ben op avontuur.

Waarom er geen foto’s gemaakt mogen worden is duidelijk en eigenlijk is de waarschuwing overbodig. Over deze expositie verklap je niks, zolang er nog mensen heen willen gaan. Droog uitleggen hoe de diverse delen van de installatie eruit zien zou het werk enorm tekort doen. Het gaat om de ervaring, het ondergedompeld worden in het universum dat Levi van Veluw bedacht en gemaakt heeft. Die ervaring zal voor geen twee mensen hetzelfde zijn.

Mijn mobieltje heb ik geen seconde gemist. Mobieltjes horen bij een andere wereld en als je rondloopt in het confronterende donker van Van Veluw heb je wel wat anders aan je hoofd.

Levi van Veluw – The Relativity Of Matter (Marres, Maastricht t/m 17 januari 2016)

Gepubliceerd op ZwartGoud 3 november 2015

Nu dit moois verleden tijd is nog een paar indrukken: