Poëziebus: poëtische parels op de parkeerplaats

Poëziebus: poëtische parels op de parkeerplaats

Afgelopen donderdag (23 juni) was het terrein van het Werkgebouw een avond lang het vreedzame strijdtoneel van een dichterlijke uitspatting.

De Poëziebus hield halt in Maastricht, met een gezelschap van maar liefst vijftig dichters dat een week lang door België en Nederland trok, om op elke rustplaats ruim honderd gedichten voor te dragen. Heel even leek het er op dat er beduidend meer dichters dan luisteraars zouden zijn, een handvol mensen wachtte in de zomerzon op een buslading poëten. Tegen de tijd dat het bonte gezelschap klaar was om het podium te betreden was de verhouding publiek/performers ongeveer 50/50. De rest van gedichtenminnend Maastricht heeft echt wat gemist.

Elke dichter droeg twee werken voor. Achter elkaar door, behoudens twee pauzes. De eerste was noodgedwongen: een verdwaalde en tamelijk dronken man die het erg moeilijk vond zijn mond te houden moest onder zachte dwang van het terrein verwijderd worden. Maar niet nadat hij eventjes plaats had genomen op het podium. Helaas voor hem: zijn vertrek van het terrein kreeg meer applaus dan zijn optreden.

Ik hoor je intussen denken: hónderd gedichten? Is dat niet een beetje heel erg veel? Wordt dat niet vreselijk saai, langdradig of onbehapbaar? Nee. Geen moment. Natuurlijk sprak niet elke dichter iedereen even sterk aan maar de enorme variatie aan stijlfiguren (letterlijk en figuurlijk) hield de vaart er probleemloos in. Er werd genoten, zowel door het publiek als de dichters zelf.

Doordat de dichters al een paar dagen samen in de bus zaten, waren intussen ook samenwerkingen ontstaan. Een van de eerste dichters bracht een prachtig gedicht aan Lotte Dodion, die daar toen zij een half uurtje later aan de beurt was ontroerend mooi op reageerde. Zo snel kan het gaan als de liefde voor taal gedeeld wordt.

Al met al waren de ruim (sommigen smokkelden een derde werk het podium op) honderd gedichten op voor het het wisten. De dichters mengden zich onder het enthousiaste publiek, er ontstonden gesprekken en signeersessies, waarna de bus onder luid applaus naar de volgende stad vertrok.

Volgend jaar weer alsjeblieft! En dan graag met wat meer ruchtbaarheid en publiek. U bent alvast getipt.

 

Adam en Eva *UNCENSORED*

appel, adam en eva, paradijs, verboden vrucht
De tuin van Adam en Eva. 23 december 2017

 

(flashback: ongeveer 6000 jaar geleden, in het paradijs)

Adam en Eva liggen te zonnebaden.

Eva verveelt zich te pletter. ‘Wat zullen we vandaag gaan doen, Adam?’, vraagt ze aan de perfect gebouwde, naakte jongeman naast zich. Adam aait loom de leeuw die net bij hem is komen zitten en haalt met een lieve glimlach zijn schouders op. Wat zouden ze moeten doen? Ze hoeven toch niks te doen?

Er valt een sinaasappel op de grond. Eva pelt en peuzelt. Sap druipt tussen haar blote borsten. Adam klopt op de manen van de leeuw, staat op en rekt zich uit. Tevreden kijkt hij rond in het mooie, overvloedige, lieflijke paradijs.

Bam. Eva heeft er genoeg van. Zomaar ineens. Dat zuurstokroze vredige lalaland komt haar de fraaie neus uit. Nee, ze hoeven inderdaad niks te doen. Alleen maar genieten van het eeuwige leven in het paradijs. Waar nooit een wanklank is. Waar alles wat ze zich maar kunnen wensen altijd, elke dag, in overvloed voor het oprapen ligt.

Waar ze, kortom, in feite, niets meer te zoeken heeft.

‘Ik vertrek.’ zegt Eva. ‘Ik ben het strontzat hier en fok dat: ik ga een appel van die boom daar plukken want die God van jou kan me m’n rug op. Ik denk dat Lilith gelijk had toen ze zei dat er weinig eer te behalen viel aan goed zonder kwaad te kennen. Ga je mee?’

Adam -behoorlijk geschrokken- twijfelt even: hij vindt het allemaal wel best hier, eigenlijk.
Maar hij was behoorlijk van slag geweest toen Lilith vertrok en ziet het helemaal niet zitten om echt in z’n uppie achter te blijven. Want al die beesten zijn lief en alles maar je kunt er niet echt een gesprek mee voeren.

Op weg naar de poort plukt Eva nog snel een appeltje voor de dorst, Adam haalt haar in en is een beetje zenuwachtig. Kort daarna ontdekken ze kou, honger, en alle vleselijke genoegens. Er is spanning, er moet naar eten gezocht worden. Ze jagen en krijgen ruzie. Ze maken het weer goed, heel goed: ze hebben seks. En ze krijgen kinderen.
Wonderlijk eigenlijk, dat er in het paradijs helemaal geen kinderen zijn..

De weg terug hebben ze nooit meer gezocht.
En tot op de dag van vandaag gooien de meeste nazaten van Adam en Eva de deur dicht voor Jehova’s Getuigen. Niemand met z’n volle verstand wil terug naar de verpletterende oppervlakkigheid van de zogenaamde perfectie.